United States or Papua New Guinea ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Nou ja", antwoordt deze: "'t zel wel lukken." Piet verslikt zich haast aan de laatste korst van zijn roggebrood met kaas. Een taaie sliet wordt uit den dorsch te voorschijn gehaald, en pols en polsdrager zijn geïmproviseerd.

Schiet de jager raak: de polsdrager, schoon hij niets gezien heeft dan wat vuur en rook, heeft het haas driemaal over den bol zien buitelen; is het haas vrij: de polsdrager beweert dat hij er de wol bij vlokken heeft zien afstuiven.

"Een mooi haas," zeit de jager, daar hij den armen drommel met een klap in den nek afmaakt. "Een mooie rammelaar". "Een mooie rammelaar," echoot de polsdrager. "Ik zei 't je ommers wel, dat er op dit stuk ien raizen zou?" herinnert de jager. "'t Is waar ook," antwoordt de polsdrager, schoon de jager de woorden niet van zijn lippen heeft laten komen. "Je zag het vast an den hond?"

"Net toen hij oprees," zegt de jager. "Je was der gouw bij", zegt de polsdrager, "hij was je haast te gouw of." "Een ander zou 'em in het leger geschoten hebben!" zegt de jager. "Dat loof ik er ook wel van," zegt de polsdrager; "hij zou aars net het dijkie overëwipt hebben toen ie 't beet kreeg." De polsdrager spreekt aldus, niet uit beleefdheid of uit laagheid, maar uit volle overtuiging.

Gebeurt het een enkele maal; het gebeurt nooit, zweren jagers en polsdragers; maar het zou toch kunnen zijn; na een ongelukkige jacht; met sneeuw aan de lucht; tegen het sluiten;... dat er een haas ... meegenomen moet worden, die op de grensscheiding van een privatievejacht ligt, kortom! om het hatelijk woord dan maar te zeggen, in 't leger moet worden geschoten, ofschoon er dan ook strikt genomen een pols en een polsdrager is om hem te doen rijzen ... Poef! de lepels hebben zich niet boven het gras opgeheven hij ligt al te trekken

Zoodanig is de wording van den polsdrager; maar nooit was een schepsel ter wereld dankbaarder voor zijn bestaan; geen begunstigde slaaf kleeft zijn meester getrouwer aan dan de polsdrager den jager. Hij verlaat zijn zijde niet.

De koddigste figuur maken te midden van dit ouderwetsch, dit zeventiende-eeuwsch geslacht, de predikant, de schoolmeester en de chirurgijn; pygmeeën, bij ongeluk onder deze enakskinderen verdwaald, en wier meer hedendaagsche kleeding zonderling afsteekt bij die der landskinderen, die allen orthodox, allen hardleersch, en allen welvarende zijn. De Jager en de Polsdrager.