Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 mei 2025
Boven een pothuis ziet men nog wel eens den kruier in de uitoefening van zijn bedrijf en daarbij de legende: "Jan de Kruijer klopt Tapijte." Maar het bordje met Water en Vuur en bijbehoorenden ketel, die te vuur staat, zal wel met de water- en vuurkelders tot het verleden behooren. De uithangteekens worden veelal door rijmpjes geïllustreerd. Ik geef enkele staaltjes.
Ik heb den laarzenmaker in zijn pothuis nog nooit anders gezien dan in dezelfde gebogen houding, den rug krom, het mager lijf zwemmend in de luchtvolheid van het boezeroen, het hoofd kijkend naar de rustelooze handen. Zoo'n man lijkt niet van het leven te zijn. Maar hij is er van.
De man er achter is oud, geel, verdord, gedood door het leven dat hem vermoord heeft, láng voor het oogenblik, waarin menschen van dood praten. Ik geloof dat ik op zoo'n moment in de straat, niet zou durven tikken tegen de ruit van het pothuis.
Op de stoep babbelen ze, gesticuleeren, de twee gezonde, dikke, logge vrouwen. De vrouw van den laarzenmaker vertelt. De vrouw van den kruidenier grinnikt. Dan sjokt de vrouw van den laarzenmaker naar het pothuis, waar de man zit te werken. Ze is plomp en leelijk en vuil.
Ik weet niet wanneer hij rust. Hij lijkt nooit te rusten. Maar hij rust. Een menschelijk lichaam is zoo gemaakt, dat het niet vier-en-twintig uur uit, vier-en-twintig uur in kan werken door den dwang der maag. Dus rust ook de man in het pothuis, slaapt, droomt en zit dan weer op naast zijn bordje "Laarzenmakerij". W
Als ik héél laat thuis kom, wat soms gebeurt met nachtwerk, en tegen vier uur voorbij wandel om te gaan slapen, is het pothuis al geopend en begint de man van het pothuis zijn dag. Hij lijkt nooit te rusten. Maar hij rust.
"Jawel, maar 'k kan 't niet anders passen. Kom morgen om het restant, hoor je?" Den volgenden morgen. De jongen is er weer. Het is een lam gevoel om twee kwartjes schuld te hebben bij een armen stakkert. Falkland laat bellen en een uur later wandelt hij de stad in, leent van 'n vriend 'n riks, komt terug en loopt aan bij het pothuis. De laarzenmaker is bezig houten pennen in een zool te hameren.
Hij is heuschelijk en echt van "het" leven, hij met zijn verkromd lichaam, met zijn dorgeel hoofd, met zijn beenige, harde, vuile, eeltige vingers. Hij is van het leven in zijn pothuis, zooals er véél anderen van leven zijn.
De twee knaapjes speelden ondertusschen op een achterplaats en zagen niets van de overrompeling. Toen zij weder naar binnen wilden gaan, vonden zij de deur gesloten en het huis ledig. De schoenlapper uit een pothuis aan de overzijde riep hen en gaf hun een papier dat "hun moeder" voor hen had achtergelaten.
Ook hierin verloochent hij zijn landaard niet: men wachte zich ook, hem met den sjouwerman te verwarren; de man, dien wij bedoelen, is, in zijn stand, een deftig burger, die zijn fatsoen weet te bewaren: in zijn pothuis gezeten, wacht hij af, welke boodschappen zijne kalanten verkiezen hem op te dragen; maar ontvangt hij die, dan zijn zij ook dadelijk volbracht.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek