Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 14 mei 2025


Hoe kom je daaraan? Ja, dat komt... dat is... ik moet... ik wilde... Wouter stotterde. Vrouw Claus greep hem by den arm, trok hem van z'n stoel, en draaide hem in de rondte, om hem op haar gemak van alle kanten te bekyken. Ajakkes, jongen, wat schikt jou moeder je raar op! Je lykt wel 'n sjouwerman, neen... ik weet niet wat je wel lykt!

Toen Hofdijk voor een paar jaren bij mij aan de Steeg logeeren zou, was er in beide herbergen al een groote vreugde en verwachting vooruit en onlangs, dat ik te Rotterdam uit den trein stapte en de juffrouw van 't buffet zei: "He, wie of die grijskop is met zijn lange haren!" riep een sjouwerman van 't goederenbureau verontwaardigd uit: "Wat, ken-je onzen Van Lennep niet?"

En daar Hein, de witgekielde sjouwerman van het goederenbureel, juist voorbijkwam, vroeg ze: "Wie is die grijze heer?" "Wie? Wel nou, jij bent ook een beste! Ken-je onzen Van Lennep dan niet?" 't Feit is historisch en werd door een ooggetuige verteld. Ik kom er weldra op terug. Toen ik Van Lennep voor het laatst zag, doorleefde hij den gelukkigsten dag van zijn ouderdom.

Maar o, van die vrienden, ze hadden zijn mooi leven die twee jaar lang verpest met hun brieven. Eerst waren ze opgehouden te komen; dat was wel begrijpelijk geweest, ieder had het natuurlijk druk, 't broeide al zoo, toen hij wegging. Hij zelve had ook de handen vol; 't was niet gemakkelijk zoo in eens op zich zelven te moeten rekenen, zoo in eens te worden gezet heelenal voor eigen kunnen. 't Ging in den eersten tijd goed, mooie dingen zien, af en toe een vriendelijken brief, zoo was men ten minste niet alleen in de wereld. Maar 't duurde niet lang, toen was er in eens, na lang zwijgen, een brief gekomen, een brief als een plank, maar geen hartelijkheid meer, en geen van zelven gaan; gepraat van ouwelijke jeugd en wijs geredeneer.... wat.... die brief rook vijandig.... wat was er toch gebeurd?.... een tijdje later wist hij het; wat vroeger bepraat was geworden op kamers of in cafés, dat werd nu openbaar gemeend, er werd gevochten.... dat had mooie brieven gegeven, brieven die als oorlog waren, lustig van den krijg, en wreed als strijd is, brieven, waarin zinnen die als klaroenen klonken; maar daar waren ook andere, bazige brieven, met veel langdradig geleuter over anderen, en weinig mooi vertel van eigen doen.... Hij voelde het wel.... al stond het niet in de regels.... hij was gezet door de vrienden aan den kant van den vijand, zoo in eens maar.... jawel, maar bliksem, dat was toch larie.... och, wat hadden al die meeningen hem een last gegeven.... hij, die daar in dat vreemde en liefelijke land maar niets thuis was, en er toch geen oogen en vingers genoeg had, die alles wel had willen vasthouden in dat land zonder nevel, waar de eeuwige zon hem zoo begon te plagen en ziek maakte, tot hij er als een sjouwerman werkte, planloos, bang in klein-burgerlijk plichtbesef van te kort te komen, van niet genoeg te zullen kunnen laten zien van al wat hij gezien had.... En hoe was hij dikwijls met het beeld van een vriend op reis en aan 't werk geweest, d

»Laten we de keet omver halen!" schreeuwde een knuistige varensgast. »Neen, in brand steken!" riep een sjouwerman. Dat vond gretig bijval; verscheidene mannen, schippers en sjouwerlui, beijverden zich om lichtbrandbare stoffen bijeen te sleepen. »Vuur, hier heb jullie vuur, menschen!" krijschte van verre een schrale oude-vrouwenstem.

Daar zijn onpeilbare drommen onbekende wezens, en 't wemelt er van de zonderlingste typen, van den sjouwerman der Rapée af tot den viller van Montfaucon. Fex Urbis, roept Cicero; mob, voegt Burke verontwaardigd er bij. Gemeen volk, gepeupel, deze woorden zijn gemakkelijk gezegd. Goed! Wat doet het er toe, wat scheelt het mij, dat zij barrevoets gaan? Zoo zij niet lezen kunnen, des te erger.

Op z'n hoofd had-i 'n zoogenaamd schotsch-mutsje, zooals ligt-matroosjes gaarne dragen. Twee jockey's brachten 'n schoon paard voor, dat door den een by den teugel werd gehouden, terwyl de ander den stygbeugel hield. Dat 's god-straf-me-n-'n jonker! zei 'n sjouwerman. As de bliksem zes man 't grietje-want in, om dat vet in 't blok te klaren!

Ook hierin verloochent hij zijn landaard niet: men wachte zich ook, hem met den sjouwerman te verwarren; de man, dien wij bedoelen, is, in zijn stand, een deftig burger, die zijn fatsoen weet te bewaren: in zijn pothuis gezeten, wacht hij af, welke boodschappen zijne kalanten verkiezen hem op te dragen; maar ontvangt hij die, dan zijn zij ook dadelijk volbracht.

Papa Armelo, die in het benedenvoorkamertje een brief aan mama en Louise schrijft, ziet eensklaps op. Onder den bril door, naar buiten turend, meent hij dat zijn oude oogen hem bedriegen. Daar ginds, dicht bij den waterkant zag hij een blond jongmensch die, terwijl hij zich het zweet van het aangezicht wischte, aan een sjouwerman eenige inlichtingen scheen te vragen.

Vroeger te Rotterdam gehuwd met een sjouwerman, was zij, na diens dood, gedurende eenige jaren in verschillende gezinnen als schoonmaakster werkzaam geweest, evenwel zonder ooit ergens lang of vast te blijven. Hoogstwaarschijnlijk was dit te wijten aan haar weinig ontwikkeld begrip van het mijn en dijn.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek