United States or Jersey ? Vote for the TOP Country of the Week !


Als bronnen zijn door mij geraadpleegd, behalve de gewone geschiedboeken: H. SOETEBOOM. Oud-Heeden van Zaanland, enz., IIe deel. W. J. HOFDIJK. Kroniek der Kennemer Vrijbuiters. C. EKAMA. Beleg en verdediging van Haarlem. A. BEELOO. Noord-Holland en de Noord-Hollanders.

Dit plein, benevens de Weenastraat, de Hofdijk en het Hofplein ontleenen alle hun naam aan dit adellijk slot, waarvan de fundamenten in het jaar 1905 werden gevonden. Deze bleken van onderen 3 M., van boven 2 M. breed te zijn, terwijl ze op eikenhouten balken steunden. Een en ander is nog in het Museum van Oudheden te zien.

Hofdijc, die mede aan Grave Willem, door het schenken der kerk te Maesland, in 1251, haar oorsprong dankt. Zijn zoon Floris begiftigde later de Orde met eenige landerijen aan den Hofdijk, waarop de Utrechtsche Baly er een huis deed stichten voor een Kommandeur.

In 1365 deed de Landkommandeur Henric van Alckemade, met toestemming van Graaf-Hertog Aelbrecht, het huis ten Hofdijc afbreken, en een ander by de kerk van Maesland oprichten. De goederen aan den Hofdijk werden aan de landkommandery gehecht, en de Ridders mede derwaart verplaatst. Sedert stond de kommandery van Maesland op zich-zelf.

De schilderachtige slotruïne, op bladz. 176, doet misschien menigeen onzer lezers denken aan de bekoorlijke bouwvallen van het kasteel van Brederode, aan dien "steenen reus in 't groene dal", zooals Hofdijk hem zoo juist en teekenachtig noemt. Toch verplaatst deze ruïne ons naar het noorden van Engeland.

J. VAN LENNEP, Verontschuldiging, 1850, 22. Zie ook EIKELENBERG, West Friesland, 24, 44, aangeh. in HOFDIJK, Jonker van Brederode, 1849, Aanteekening 198. In een land, allerwege met meren en stroomen doorsneden, waren zij niet te genaken dan in zeer drooge zomers, of wanneer een strenge winter de wateren en wegen tot een vasten vloer had gemaakt.

G. T. Hoekstra, te Deinum. S. W. Hoekstra, Candidaat-Notaris te Wommels. Abr. des Amorie van der Hoeven, Theol. Doct. en Professor, Commandeur der Orde van den Nederlandschen Leeuw, Lid en vaste Secretaris der 2e kl. van het Koninkl. Nederl. Instituut, te Amsterdam. W. J. Hofdijk, te Beverwijk. T. Hofkamp, voor de Bibliotheek voor Onderwijzers van het 1e en 2e Distrikt der prov. Groningen.

Maar die grootheid van weleer sluimert nog in de sagen voort, door Hofdijk zoo keurig gestoken in dichterlijke kleedij. Te Aelbrechtsberg en Tetterode verhaalt men van den meirplas, welks oeverzoom bijna de oorzaak was geworden van een noodlottigen broedertwist.

Toen Hofdijk voor een paar jaren bij mij aan de Steeg logeeren zou, was er in beide herbergen al een groote vreugde en verwachting vooruit en onlangs, dat ik te Rotterdam uit den trein stapte en de juffrouw van 't buffet zei: "He, wie of die grijskop is met zijn lange haren!" riep een sjouwerman van 't goederenbureau verontwaardigd uit: "Wat, ken-je onzen Van Lennep niet?"

Zie Wolf, Niederländische Sagen, passim; Dijkstra, Uit Friesland's Volksleven I, passim; Hofdijk, Kennemerland; De Cock, Brabantsch Sagenboek III, bl. 1 160, 197, 280; Welters, Limb. Legenden I, passim, II, bl. 93; Poelhekke, Woordkunst, bl. 87; Dr. J. F. D. Blöte, Das Aufkommen der Sage von Brabon Silvius, dem brabantischen Schwanritter, in de Verhandelingen v.d. Koninkl. Akad. v.