Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juni 2025
Veel beter dingen dan de schoolmeesters u wijs maken. Die weten er volstrekt niets van. En als gij mij niet gelooft, zal ik u zelven laten zien en hooren. Ik zal u meenemen. 'O, Windekind! lieve Windekind! kunt gij mij daarheen medenemen? riep Johannes, en wees naar den kant, waar zooeven het purper licht van de ondergaande zon uit de gouden wolkenpoort gestraald had.
Nog nooit had hij zoo ernstig gekeken. 'Maar toch, ge hebt het zelf gezegd, het boekje was er! O, ik weet zeker, daar staat ook in van het Groote Licht, dat gij mij niet noemen wilt. 'Arme, arme Johannes! zeide Windekind, en zijn stem was boven het roezig geruisch van den storm als een vredig choraalgezang, dat van verre klonk. 'Heb mij lief, heb mij lief met uw geheele wezen.
'Ze durven niet, als ik hen aankijk, dacht hij. Reeds begon het groen schaduw te werpen. Nog was Windekind niet gekomen, geen duif was bij hem neergestreken, geen muisje had tegen hem gesproken. Als hij tot de bloemen sprak, knikten zij slechts even en antwoordden niet. 'Mijn straf is nog niet om, dacht hij. Toen kwam hij op een zonnigen lentemorgen bij den vijver van het huis.
Ach, mijn moeder had wel gelijk! 'Neen Windekind! maar gij zijt zooveel wijzer dan Wistik, gij zijt ook zoo wijs als dat boekje. Waarom zegt gij mij alles niet? Zie, nu! waarom blaast de wind door de boomen, dat zij moeten buigen en weer buigen? Zie, zij kunnen niet meer, de mooiste takken breken, en bij honderden laten de blaadjes los ook al zijn ze nog groen en frisch.
Er werden papieren uitgespreid en broodjes en sinaasappelen verdeeld. Ook flesschen en glazen kwamen te voorschijn. Toen riep Windekind zijn bondgenooten bijeen en begon den smullenden troep te belegeren. Een dappere kikvorsch sprong op den schoot van een oude juffrouw, vlak naast het broodje dat zij juist wilde gaan opeten en bleef daar zitten, als verbaasd over zijn eigen stoutmoedigheid.
Het scherpe fluisteren aan zijn oor begon weer. 'Waarom zie je zoo bedroefd, Johannes? Nu heb je toch je zin. Daar liggen de duinen, daar zijn de zonnestralen door het groen, daar fladderen vlinders en zingen vogels. Wat verlang je nu nog? Wacht je Windekind? Als hij ergens is, moet hij dáár zijn. Waarom komt hij nu niet? Zou hij bang zijn voor dien donkeren vriend aan het hoofdeneind?
Zijn gedachten waren niet geheel meer vervuld van al hetgeen Windekind zeide en hem liet zien. Telkens moest hij weder over dat boekje peinzen en daarover durfde hij niet spreken. Wat hij zag, scheen hem niet zoo mooi en wondervol meer als vroeger. De wolken waren zoo zwart en zwaar en maakten hem angstig, als zouden zij op hem neerkomen.
Hij hoorde ook wat het riet fluisterde en hoe de boomen aan den oever zachtjes klaagden, dat de zon was ondergegaan. 'O, Windekind! ik dank u, dat is heerlijk. Ja, wij zullen het wel goed samen vinden! 'Geef mij een hand, zei Windekind, en sloeg de veelkleurige vleugels uit. Toen trok hij Johannes in de boot voort over het water, door de plompebladen, die in het maanlicht glinsterden.
In een oogwenk waren zij er over gezweefd en kwamen neer op vochtig gras naast een grooten zandhoop. Johannes dacht in een tuin te zijn, want hij hoorde 't ruischen van boomen in 't ronde. 'Let nu goed op, Johannes, en houd dan nog eens vol, dat ik niet meer kan dan Windekind. Toen riep Pluizer luide een korten, somberen naam, die Johannes deed huiveren.
Het kreupelhout werd minder dicht, en toen Windekind met zijn bloem de grashalmen uiteen schoof, zag Johannes een helder verlicht open plekje, waar de krekeltjes bezig waren tusschen het dunne, spichtige duingras hun lessen te leeren. Shrrr! Shrrr! Een groote, dikke krekel was meester en overhoorde.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek