United States or Cameroon ? Vote for the TOP Country of the Week !


'Zie, die zijn eerst na hun dood oud geworden! zei Pluizer. Zij kwamen bij een man met vollen baard en opgetrokken lippen, wiens witte tanden blonken. Midden in het voorhoofd had hij een rond zwart gaatje. 'Deze heeft Hein een handje geholpen. Waarom niet een beetje geduld? Hij was toch wel hier gekomen.

De smalle, saamgeplooide hand werd van het linnen opgeheven en maakte een onzekere beweging naar Johannes, toen viel zij krachteloos weder neer. 'Kom! kom! zeide Pluizer, 'geen scène hier. 'Ga uit den weg, Johannes, zeide docter Cijfer, 'wij moeten zien wat er te doen valt. De docter begon het onderzoek, doch Johannes ging weg van het bed en stond voor het raam.

En als op een bepaald uur stroomen menschen het huis binnenkwamen om hunne zieke verwanten te bezoeken, zeide Pluizer: 'Zie! die allen weten, dat ook zij eens in dit huis en in die droeve zalen terecht zullen komen, om er in een zwarte kist uitgedragen te worden. 'Hoe kunnen zij nog ooit vroolijk zijn? dacht Johannes.

'Ik zal een mensch uit één stuk van hem maken, ik zal hem eens laten zien wat eigenlijk verliefdheid is, dan zal hij er zich wel doorheen pluizen. En Pluizer lachte vroolijk, de Dood richtte weer zijn zwarte oogen op den armen Johannes, die met moeite het snikken bedwong. Want hij schaamde zich voor den Dood. Deze rees plotseling op. 'Ik moet heen, zeide hij, 'ik verpraat mijn tijd.

'Aan Robinetta! fluisterde Johannes nauwelijks hoorbaar. 'Naar wie verlang je het meest? 'Robinetta! 'Zonder wie denk je niet te kunnen leven? Johannes' lippen bewogen geluidloos: 'Robinetta! 'Nu dan, ventje, grinnikte Pluizer, 'wat verbeeld je je dan, een elf te zijn? Elfen worden niet verliefd op menschenkinderen. 'Maar het was Windekind ... stamelde Johannes in zijn verlegenheid.

'Nu jij! zei Pluizer en duwde Johannes in de kleine ronde opening. Een oogenblik dacht deze te stikken in den zachten, vochtigen molm; toen voelde hij zijn hoofd vrij komen en werkte zich met moeite geheel uit de opening los. Een groote ruimte scheen hem te omgeven. De grond was hard en vochtig, de lucht dik en ondragelijk benauwd, Johannes durfde nauw ademen en wachtte in nameloozen angst.

En weer kwamen gangen en nieuwe gangen en weer rechte gestalten met strakke, grijnzende gezichten en roerlooze, over elkaar gelegde handen. 'Nu ga ik niet verder, zei de oorworm, 'ik weet hier geen weg meer. 'Laat ons omkeeren, zei de pier. 'Nog één, nog één! riep Pluizer. Verder ging de tocht. 'Het bestaat alles wat je ziet, zei Pluizer onder het voortgaan, 'het is alles waar.

Als het op eens uitkwam wat allen waarlijk dachten, dan zou de partij gauw gedaan zijn! En toen Pluizer hem alles wees, zag Johannes duidelijk de gemaaktheid in gezichten en gebaren en de ijdelheid, afgunst en verveling, die door het lachend masker heen gluurden of plotseling uitkwamen als het even werd afgelegd. 'Nu, zeide Pluizer, 'men moet hen maar laten begaan.

Van alle zijden herhaalde de duisternis den klank, en de wind voerde hem op in gierend draaien, totdat hij wegstierf in de hooge lucht. En Johannes zag hoe de grashalmen hem boven 't hoofd reikten, en hoe de kleine steen, die zooeven laan zijn voeten ag, hem nu het gezicht belemmerde. Pluizer naast hem, even klein als hij, vatte den steen met beide handen en wentelde dien met alle krachten om.

Op een morgen zeide docter Cijfer tot hem: 'Gaat ge mede Johannes, ik moet een zieke bezoeken. Docter Cijfer was bekend als een geleerd man en velen riepen zijn hulp in tegen ziekte en dood. Reeds dikwijls was Johannes met hem medegegaan. Pluizer was bizonder vroolijk dien morgen. Hij ging telkens op het hoofd staan, danste en buitelde, en bedreef allerlei uitgelaten scherts.