Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 9 juni 2025


Het ergst is, dat de mensch zijn eigen logheid verhelpt door een verbond te sluiten met de kat, dat is een groote ramp, maar in het bosch zijn uilen en sperwers, en sterven moeten wij toch eenmaal allen. Nu, Johannes, onthoud mijn raad, daar komt de meester! 'Muisje! muisje! ga niet weg. Vraag aan Windekind wat ik met mijn sleuteltje doen moet.

Hij moest plechtig beloven, nimmer meer zoo ondeugend en onvoorzichtig te zijn. 'Dat kan ik niet, zeide hij vastberaden. Daar zag men vreemd van op. Hij werd ondervraagd, gesmeekt, bedreigd. Maar hij dacht aan Windekind en hield vol. Wat konden hem straffen schelen als hij Windekind's vriendschap maar behield en wat zou hij niet voor Windekind willen lijden!

Maar toen dacht hij aan Windekind, die nu zijn vriend was, zijn vriend en vertrouweling, aan het geschenk van den elfenkoning en aan die heerlijke, onbetwistbare waarheid van al het gebeurde en hij zocht kalm en op alles voorbereid den weg naar huis op. De ontmoeting viel niet mede. Zoo erg had hij zich de onrust en vrees van zijn huisgenooten niet voorgesteld.

De maan kent u, en de goede, milde aarde heeft u lief als haar liefste kind. Waarom zoudt ge niet blij zijn, daar ik uw vriend ben? 'O, Windekind dat ben ik! dat ben ik! maar ik moet toch huilen om al die menschen! 'Waarom? Gij behoeft niet bij hen te blijven, als u dat verdriet doet. Gij kunt hier wonen en mij altijd vergezellen.

Als waren zij plotseling in het zonnige blauw ontstaan, kwamen hem opeens twee witte vlinders voor den blik. Zij dwarrelden, trilden en schitterden in het zonlicht, met onbestemde, grillige vlucht. Doch zij kwamen dichterbij. 'Windekind! Windekind! fluisterde Johannes opeens in herinnering. 'Wie is dat? Windekind! vroeg Robinetta.

Johannes keek Windekind aan bij dezen uitval, als begreep hij het niet. Doch Windekind glimlachte en wenkte hem te zwijgen. 'Eens vloog ik vroolijk rond, als een helder dwaallicht tusschen de donkere heesters. En op een eenzaam, vochtig grasveldje, aan den oever van een sloot, daar woonde zij, wier bestaan onafscheidelijk aan mijn geluk was verbonden.

Vrouwen sloegen de rokken over het hoofd, waardoor witte onderrokken, wit gekouste beenen en schoenen zonder hakken zichtbaar werden. O, wat had Windekind een pret! hij moest zich aan den bloemstengel vasthouden van 't lachen. Dichter en dichter stroomde de regen, hij begon het bosch met een grauwen, glinsterenden sluier te omhullen.

En terwijl hij den schitterenden herfstmorgen zag rijzen, mijmerde hij over het boekje, waarin stond, waarom alles is zooals het is, en herhaalde zachtjes bij zichzelve: 'Wistik! ... Toen scheen het hem, de volgende dagen, alsof het niet zoo vroolijk en prettig meer was bij Windekind in het bosch en de duinen.

Over het natte, neêrgeslagen gras liep de kleine Johannes haastig voort, voor zich uit starend naar den kant, waar het woud lichter werd, als had hij daar een doel. Zijn oogen waren rood van 't weenen en strak van angst en jammer. Zoo had hij den ganschen nacht geloopen, alleen zoekend naar het licht, met Windekind was het veilig thuisgevoel weg.

'O ja! het was een vroolijk feest, zei Johannes, 'moet gij hier altijd in de donkere gang blijven? 'Dat is eigen vrije keuze, zeide de glimworm op weemoedig bitteren toon. 'Ik houd niet meer van die ijdelheden. 'Kom, zeide Windekind, 'dat meent gij niet. 'Het is zooals ik zeg. Vroeger, vroeger was er een tijd dat ik ook naar feesten ging en danste en mij met zulke beuzelingen ophield.

Woord Van De Dag

muggenbeten

Anderen Op Zoek