Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 2 juni 2025
Ernstig doch vol medelijden, sprak de baljuw: Mits de lasten tegen u beiden zwaar zijn, zult gij, zoo gij geen bekentenis doet, de pijnbank moeten verduren. Spaar de weduw, sprak Uilenspiegel. De vischverkooper heeft alles gekocht wat er was. Arme jongen, sprak Soetkin, de mannen kunnen geen smerten als de vrouwen verdragen.
Onderweg had Klaas zijne vangst verkocht aan een pachter, een lekkerbek, en thuis komende, zegde hij tot Soetkin: Zie, dat heb ik gevonden in den buik van vier snoeken, negen karpers en in een volle ben paling. En hij smeet twee gulden en een oortje op tafel. Man, waarom gaat gij niet alle dagen visschen? vroeg Soetkin.
Op een morgen sprak zij tot Klaas: Zoudt ge mij slaan, Klaas, als ik u twee kindjes schonk in stee van maar één? Dat weet ik niet, antwoordde Klaas. Maar, sprak Soetkin, als het tweede kindje niet uit mijn lichaam kwam en, gelijk dat van Katelijne, verwekt was door een onbekende, door den duivel misschien? De duivel, antwoordde Klaas, verwekt wel vuur en dood en rook, maar geen kinderen.
En treurig keerde Klaas naar huis, met Soetkin en Uilenspiegel. Daar het een jaar van voorspoed geweest was, kocht Klaas voor zeven florijnen een ezel en negen halsters boonen, en op een morgen besteeg hij zijn beest. Uilenspiegel zat van achteren. Aldus gingen zij hun oom en oudsten broeder, Judocus Klaas, bezoeken, die woonde omtrent Meiborg, in de Duitsche landen.
Ketter? hernam Soetkin, zijt gij een ketter, gij? Die duivels liegen! Ik stel mijn vertrouwen op God, antwoordde Klaas. Hij werd buitengeleid; Nele en Soetkin volgden hem weenend, in den waan dat zij ook voor den rechter moesten verschijnen.
De weduwe antwoordde argeloos, dat hij niet beter kon zijn dan nevens den muur van den steenput. Rond het midden van den Donderdagnacht, werd Soetkin gewekt door Bibulus Snuffius, die zeer vinnig blafte, doch niet langdurig. Ze dacht dat het niets was, en sliep weder in.
Als 't mijn zoon is, die is verre. Hebt gij lange beenen? Doch op dit oogenblik schreeuwde Nele om hulp; Soetkin liep in den hof. Daar zag zij heuren man tegenspartelend medegesleept door de beide serjanten. Sla ze dood! riep zij. Uilenspiegel waar zijt gij? En zij wilde heuren man ter hulp komen, maar een der serjanten greep heur vast, niet zonder moeite.
Toen Thijl ter wereld kwam, zag ik in hem de vreugd van onzen ouden dag, een werktuig te meer in ons huis; ik meende hem een handwerk te leeren, maar 't boosaardige noodlot maakt hem tot een schelm, een dagdief. Wees niet te gestreng, man, sprak Soetkin. Onze zoon is maar negen jaar, hij is nog in den roes van de eerste jeugd.
Nele maakte hun elk eene legerstee in de keuken en ging toen henen. En zij bleven er getweeën, terwijl het vuur van de wortels in den heerd uitbrandde. Soetkin ging slapen, Uilenspiegel deed als zij en hoorde ze weenen in heur bedde. Buiten, in de nachtelijke stilte, deed de wind de boomen huilen lijk de zee en joeg, als voorboden van den herfst, dwarrelende stofwolken tegen de ruiten.
Vervolgens bracht men ook het bedde beneden, in hetwelk Soetkin heuren zoon had ontvangen. En vervolgens de schapraai, en de ketels, pateelen en potten, die niet meer blonken lijk weleer, maar nu vuil van het stof waren.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek