Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 30 april 2025


Wij leefden getweeën gelukkig in eere en in deugd; wij beminden elkander, dat weet gij, Heere God, die ons ziet! Wij stonden vroeg op om te werken en 's avonds aten wij, U dankend, het zuur gewonnen brood van den dag. Ik ga naar den koning; ik zal hem verscheuren met mijne nagelen. Heere God, wij hebben niets misdaan! Maar de cipier kwam binnen en zei dat ze moesten vertrekken.

Naar u, sprak hij. Hij is schoon, zei de keukenprinses tot de dame. Willen wij hem binnenlaten, hij zal ons zijne avonturen vertellen. Maar zij zijn getweeën. Ik gelast mij met éénen, hernam de keukenmeid.

Toen zij getweeën vóór den burgemeester stonden, wilde de kwabakker al de misdaden van Uilenspiegel opsommen, maar deze zette groote oogen op en maakte den kwabakker zoo grammoedig, dat hij zijne aanklacht onderbrak om te vragen: Wel, wat is er? Uilenspiegel antwoordde: Gij hebt mij gezegd, dat gij mij zoodanig zwart gingt maken, dat ik zou zien. Wel, ik zie niemendal....

Eindelijk, uitgeteerd van verdriet en van smert, sprak zij op een avond: Klaas, mijn man! Thijl, mijn zoon! Dank, de Heere neemt mij tot zich! En zij blies den laatsten ademtocht uit. Katelijne dorst bij heur niet waken, daarom deden Uilenspiegel en Nele het getweeën, en heel den nacht baden zij voor de arme ziele. Bij de ochtendschemering vloog een zwaluw het open venster binnen.

Soetkin, Klaas' wijf, was een brave, wakkere vrouw, die opstond met de zon, en vlug en vlijtig was als een bij. Zij en Klaas bebouwden getweeën hunnen akker en spanden zich als ossen vóór den ploeg. Zwaar was het om hem voort te trekken, doch zwaarder nog trok de egge, die met hare houten tanden den harden grond moest scheuren. Toch deden zij het blij te moede, met een liedeken op de lippen.

De hand Gods valt zwaar op ons neder, en wij zijn slechts getweeën op de wereld.

Bij het binnenkomen had zij de bazinne eenen wenk gegeven, maar Uilenspiegel had het niet bemerkt: zij zetten zich getweeën neder en dronken. Weet gij, sprak zij, dat wie mij eens beminde, voor eeuwig mijn is? Schoone, welriekende deerne, sprak Uilenspiegel, het ware mij een heerlijk festijn eeuwig uwe genuchten te smaken.

Zij hielp hem; hij stapelde het logge lijf op en zij rolde door den sneeuw een bol, die allengskens grooter en grooter wierd. Dat was de kop, en met getweeën hadden ze allen last om hem op het lijf te zetten. Pallieter plaatste er een ouden hoed op van een musschenschrik, stak hem een bezem in de hand en duwde met den duim oogen, neus en tanden in het hoofd en daarbij nog een steenen pijp.

Zij hebben guldens in hunnen buik. Ja, zij hebben gouden darmen: karolussen, daalders, lammeren, florijnen, oortjes en brieven! Wij zijn rijk! Meer dan driehonderd karolussen voor ons getweeën. Wij zullen de wapenen nemen en 't geld. Stalen Wind zal niet blazen voor den edelen prins! Uilenspiegel klappertandde door de koude, en stond op. Daar zijt gij op de beenen! sprak Lamme.

Met veel vaardigheid sneed hij er een schoone jachtpartij op, met eenen koppel Henegouwsche honden, groote, bloeddorstige honden van Candia, Brabantsche honden die getweeën loopen en ooreneters genoemd worden, verders allerhande dikke en magere honden, alsmede mopsen en hazewinden. Terwijl Katelijne daar was, vroeg Nele aan Soetkin of ze heuren schat niet elders verbergen zou.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek