Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 2 juni 2025


Katelijne had hem een grooten beker gegeven, zeggende dat, aangezien hij de eenige man, hoofd van het huis, was, hij meer moest drinken dan de anderen en vervolgens moest zingen. En zij lachte heimelijk, maar Uilenspiegel dronk, doch zong niet. Nele weende als zij Soetkin bleek en gansch ineengevallen zag zitten; alleen Katelijne was vroolijk.

En dikwijls stond hij 's nachts op. Te vergeefs sprak de zoete stem van Nele hem moed in, te vergeefs zeide Katelijne hem, dat zij wist dat Soetkin bij Klaas in den hemel was; steeds antwoordde Uilenspiegel: De assche klopt. En hij geleek een waanzinnige en Nele weende als zij hem zoo naargeestig zag.

Mannen en vrouwlieden, weest zonder vrees; 't is de deken, die Soetkin deed sterven van smerte. En met eene hand hield hij hem bij den nek, onder de kin, terwijl hij met de andere zijn kruismes trok. Maar Tonia, de moeder van Betkin, hield hem tegen en riep: Neem hem levend gevangen. En met klissen trok zij zijn grijze haren uit, terwijl zij zijn aangezicht met heure nagelen doorwoelde.

Eilaas! nog tot morgen zou ik aldus kunnen spreken: maar wat baat het, vrouw: in Vlaanderen is het leven onhoudbaar om den wille van de plakkaten. Welhaast zal telken nacht de kar van den Dood dof door de straten rijden en wij zullen zijne beenderen hooren rammelen. Soetkin sprak: Jaag me geen schrik aan, Klaas.

Uilenspiegel hief de plaat van den brandmuur op, nam den pot en de karolussen en ging toen de karolussen begraven naast den steenput van Katelijne, daar hij wel wist dat men ze misschien in den put, doch geenszins er nevens zou zoeken. Vervolgens keerden zij terug bij Soetkin, die weende en zuchtte: Mijn man! mijne arme man! Nele en Uilenspiegel bleven heel den nacht bij heur waken.

Klaas bezag Uilenspiegel en sprak: Mijn zoon, dikwijls deedt gij kwaad, door langs de wegen te slenteren als de rabauwen; dat moogt gij nimmermeer doen, mijn kind, noch uw moeder alleen laten, want gij, als man, moet heur beschermer en verdediger zijn. Dat zal ik, vader, sprak Uilenspiegel. O mijn arme man! zei Soetkin hem kussend. Welke misdaad bedreven wij dan?

Het scheen Uilenspiegel dat hij een man zag over en weer gaan, dat hij stappen hoorde in de keuken. Toen hij opkeek, zag hij den man niet meer; maar hij luisterde en hoorde alleen den wind, die in den schoorsteen huilde en Soetkin, die in heur bedde weende. Dan opnieuw hoorde hij stappen, en, achter zich, tegen zijn hoofd, een bangen zucht. Wie is daar? sprak hij.

Zoo geraakte ik los, en kwam ik bij Soetkin vluchten. Katelijne herhaalde gedurig: Nele is stout. Waarom zijt gij zoo gauw vertrokken, Hansken, mijn liefste? Waar waart gij, slechte moeder, sprak Soetkin, terwijl men de eer van uw kind wilde rooven? Nele is stout, zegde Katelijne.

Gij moet de zevenhonderd karolussen teruggeven aan Uilenspiegel, den zoon van Soetkin. Zijt gij nooddruftig en kunt gij ze thans niet teruggeven, kom dan toch maar, dat ik uw glanzend gelaat zie. Doe het vuur weg, mijn hoofd brandt. Laas! waar zijn uw sneeuwen kussen? waar is uw ijskoud lichaam, Hans, mijn geliefde? En troosteloos bleef ze vóór 't venster staan.

De verkoop was gedaan en nochtans bleven de serjanten overal zoeken, zonder de karolussen te vinden. De vischverkooper riep: Gij zoekt slecht: ik weet dat Klaas voor zes maanden zevenhonderd karolussen bezat. Uilenspiegel zei in zich zelven: "Gij zult niet erven, moordenaar." Eensklaps keerde Soetkin zich naar hem en sprak, met den vinger naar den vischverkooper wijzend: Dáár is de aanbrenger!

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek