United States or Syria ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dus, vervolgde Klaas, Judocus heeft aan dezen braven bode gezegd, aangezien hij strijden ging onder de troepen van Frederik van Saksen, wien hij vijftig goed gewapende mannen bezorgde, hij zooveel geld niet van noode had, want dat het, bij rampspoed, toch zou worden gestolen door een of anderen landsknecht.

Klaas was als waanzinnig en beefde, over gansch zijn lijf, zoo groot was zijn gramschap. De beulen, de moordenaars! Judocus! mijn arme broeder! Onze vreugde en onze smerten zijn niet van deze wereld, zegde de man. En hij begon te eten. Vervolgens sprak hij: Ik heb uw broeder bijgestaan in het gevang, ik deed mij doorgaan voor een zijner neven.

Judocus, die in zijne jeugd eenvoudig en zacht van aard was geweest, had door vele geleden onrechtveerdigheden haat tegen de menschen opgevat en leefde in eenzaamheid. Zijn vermaak was, twee zoogezeid trouwe vrienden met elkander te doen vechten, en hij gaf drie oortjes aan hem, die zijn vriend het ergst toegetakeld had.

Dan begonnen de wijven al te gelijk te kijven en elkaar te beschuldigen de oorzaak te zijn van den stank: en allen streden het af en vlogen weldra elkander in 't haar; en dan wierp Judocus opnieuw borstels in het vuur en paardenhaar op den vloer.

Nadat hij hem een oogenblik uit het zicht verloren had, zag hij hem weder te voorschijn komen aan den hoek van de Reigerstraat, en hij herkende den bode van Judocus, die hem zevenhonderd gouden karolusguldens gebracht had. Hij ging hem tegemoet en sprak: Kom binnen! De man antwoordde: Gezegend zijn zij, die goed zijn jegens den dolenden reiziger.

Op een avond dat hij met Lamme Goedzak, Jan van Roosebeke en Mathijs van Assche in den Blauwen Toren zat, en Judocus Grijpstuiver er ook was, ging Klaas lustig aan 't drinken; Jan van Roosebeke zegde tot hem: 't Is zonde Gods van zoo te drinken! Klaas antwoordde: Voor elk pintje te veel brandt men maar een halven dag. En 'k heb tienduizend jaar aflaat in mijn tassche.

Doch de twee serjanten Judocus en Nikolaas, dien Uilenspiegel de les had gespeld, waren vóór den kastelein van Kortrijk verschenen, want het gedruisch, het geweld en de plundering moesten door hem gestraft worden, daar het huis van Stevenijne in de kasselrij, buiten den bijvang der stad Kortrijk lag.

Klaas antwoordde: "Overal spreekt men ervan in Vlaanderenland, ik moet het gelooven. Het vleesch des menschen is zwak, al is het ook koninklijk vleesch. Mijn arme Judocus!" En Klaas gaf alzoo te verstaan dat het uit een verachtelijk winstbejag is dat Zijne Majesteit de ketteren doet straffen.

De kinderen, die uit kracht van de bedevaart verwekt zijn, worden vlug en wreedaardig, geweldig en roekeloos en, later, vrome soldaten. Eenklaps vroeg de heremiet aan Klaas: Herkent gij mij? Ja, sprak Klaas, gij zijt mijn broeder Judocus. Gij zijt er, antwoordde de heremiet, maar wie is die bengel daar, die leelijke gezichten naar mij trekt? 't Is uw neef, was 't antwoord van Klaas.

Aan de naburige tafel zat een man profijtelijk zijn kapperken te drinken; 't was Judocus Grijpstuiver, de gierige deken der vischverkoopers, die niets dan haring at en meer van zijn geld hield dan van zijner ziele zaligheid. Klaas droeg in zijn tassche het stuk perkament, op hetwelk zijn aflaat van tien duizend jaar geschreven stond.