Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 26 mei 2025


Zelfs Reinard Jansen voelt zich gedrongen tot de opmerking: »Dat Roodbaatje heeft banjer goed gesproken." Zeer. Doch Marling verzoekt nog eens het woord. »Waarde vrienden," begint hij opnieuw, »ik heb nog iets op het hart. Ge weet, ik ben een Engelschman, en gij zijt Afrikaanders." Jansen fronst opnieuw de zware wenkbrauwen.

Daarover verwondert Jansen zich dan ook niet, maar hij heeft hier zijn zoon meenen te vinden, en hij vindt er een ander, den man, van wien hij een afkeer heeft, omdat hij hem, en niet ten onrechte, heeft beschouwd als den verleider van zijn zoon. De vetkaars verspreidt een zwak en sober licht. Toch kan Reinard Jansen bij den eersten oogopslag zien, dat de uren van dezen gewonde zijn geteld.

Gisteravond had zij met haar man nog gesproken over Frits, doch hij had ten slotte met strengen blik en harde stem gezegd: »Hij is de brandstichter noem zijn naam niet meer!" En hier was nu Frits, en hij kon getuigen noemen! Maar helaas, nu was alles te vergeefsch, want Reinard Jansen was reeds ver weg, en nog van daag van daag! kon de onvermijdelijke botsing met Jameson's troepen plaats hebben.

Inderdaad kon een pas geboren kind er niet onschuldiger uitzien dan deze handige agent, doch boer Jansen zeide op ruwen toon: »Zulke lompe leugens moet je een ander vertellen, maar niet aan Reinard Jansen." »Je denkt misschien, dat je met een kind bezig bent?" ging hij voort, terwijl zijn grijze oogen onheilspellend begonnen te flikkeren.

Daar ontbloot Reinard Jansen het hoofd, wuift met den hoed en roept met machtige stem: »Zoo moge het al de vijanden van ons volk vergaan! Hoera! Leve onze Republiek!" En al de aanwezigen stemmen in met dien kreet; zelfs Reinard Jansen's heldenzoon kan het niet uithouden in zijn ruststoel, en de oude ruiten rammelen in hun sponningen: »Hoera! Leve de Zuid-Afrikaansche Republiek!"

En Reinard Jansen zegt tot Frits: »Ik wil een opschrift laten maken op de houten lijst onzer nieuwe woning zeg Frits, welk opschrift zal ik nemen?" Maar Frits Jansen lacht, en lachend zegt hij: »Ik zal het aan het meesterke vragen, Vader, want het meesterke is knap en geleerd." Reinard Jansen echter schudt den stevigen kop en zegt: »Neen, mijn jongen, dezen keer moet gij het zeggen!"

»Ja," zeide hij, »ik heb in het dorp het adres ontvangen van een Afrikaanschen Boer, die zich in Rhodesia heeft gevestigd en voor zijn kinderen een onderwijzer zoekt. Ik zal me daarvoor aanmelden en tevens Frits opzoeken." »Meesterke!" riep moeder Jansen in blijde verbazing, »durft gij die reis aan?" »Ja," zeide hij, »ik durf het, als Oom Reinard mij Jakob tot gids meegeeft."

Ach, had Reinard Jansen er bij gezeten. Hoe zou hij aan de onschuld van zijn zoon hebben geloofd! Hoe zou zijn oog bij het verhaal der stoute daden van zijn kind hebben geschitterd van vreugde en glorie! Hoe zou hij zijn moedigen jongen aan het hart hebben gedrukt, en hoe zou alle toorn en bitterheid zijn verzonken in een zee van eeuwige vergetelheid! »Zijn de Kaffers rustig?" vraagde Frits.

Het bevel werd stipt en snel uitgevoerd, en Jansen was met den veldkornet een der eersten boven op den hoogen heuvel, van waar men een uitstekend vergezicht had. »Ginds staat een Maxim," riep Reinard Jansen. »En het geeft geen vuur!" liet hij er in verbazing op volgen. »Ik heb het reeds opgemerkt," zeide de veldkornet, terwijl hij den verrekijker van de oogen nam en aan Jansen overreikte.

En hij zegt met een stem, schor van aandoening, uitputting en dorst: »Welk een dag!" Nu verwijdert zich Eliëzer, haalt een glas water en reikt het aan zijn baas. Maar Reinard Jansen weert het glas af. »Zoo waarachtig als ik leef," zegt hij, »ik zal er niet van drinken, voordat mijn jongen er van heeft gedronken!"

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek