United States or Kiribati ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Wij, die, om zoo te zeggen, van kindsbeen af het brood der Reimonds hebben gegeten, wij zouden onzen ongelukkigen meester gaan verlaten, nu een droeve dood hem bedreigt? Nimmer, Jakob; wat er ook geschiede, ik verlaat hem niet zoolang hij leeft." "Zijt gij dan niet vervaard, Peternelle? Vreest gij niet, dat de zwarte man ons beiden...."

"Alzoo, Peternelle, gij zijt zeker, dat mijn arme oom gaat sterven, en gij hebt geene de minste hoop meer op de behoudenis zijns levens?" "Eilaas, niet de minste. De pastoor van het dorp zegt het insgelijks, er is niets aan te doen!" "Ha, de pastoor komt somwijlen op Wildenborg?" "Hij komt er dikwijls, hij is de eenige mensch, die tot mijnheer Reimond mag naderen. Zij zijn goede vrienden.

"Arme Peternelle, gij moet niet veel vermaak van uw leven gehad hebben op Wildenborg. Is hier nooit een geneesheer gekomen?" "Mijnheer Reimond wil van geene dokters hooren spreken, en hij heeft gedreigd ons van Wildenborg te doen verhuizen, indien wij ooit eenen dokter op Wildenborg toelieten."

Jakob Mispels trad uit het kasteel, ontdekte zich het hoofd en zeide tot Theresia, terwijl hij op zekeren afstand van haar bleef staan: "Mejuffer, mijnheer Reimond heeft mij bevolen u naar het dorp te leiden. Het is erg genoeg voor mij, ik ben gewond aan den voet en kan schier niet meer gaan. Indien het Willem geliefde ons te vergezellen, anders zal ik mijne vrouw Peternelle medenemen.

Hadden wij met eenen gewonen geest te doen, ik zou hopen, dat wij hem door dit middel zouden kunnen overwinnen; maar, Peternelle, staat er niet een groot kruis in de kamer, waar hij alle nachten slaapt? Het is te zeggen, indien hij slaapt. Neen, neen, het beste is, van Wildenborg te vertrekken, vooraleer de noodlottige dag verschijne.

Gij twijfelt aan de waarheid van hetgeen ik u heb gezegd?" "Geloof hem niet, Willem," viel Peternelle haren man in de rede. "Al wat hij vertelt, zijn dwaasheden. Men zou welhaast gaan meenen, dat hij kindsch wordt." "Ik kindsch?" grommelde Jakob dreigend. "Ik zal u straks over die beleediging spreken!" "Mijn oom is ziek, ziek in het hoofd," zuchtte de jongeling.

"Vermits mijnheer Willem met Theresia De Wit moet trouwen, wensch ik hem geluk, dat het lot hem eene fraaie en bekoorlijke bruid heeft bestemd." "Ik bedank u, goede Peternelle," zeide de jongeling met eenen glimlach. "Uw wensch is evenwel ijdel; want ik zal niet trouwen." "Bravo, dan zal de duivel bedrogen zijn!" juichte Jakob.

Ik wensch uit den grond des harten, en Peternelle insgelijks, Willem, dat uw oom u vriendelijk ontvange en genegenheid voor u gevoele. Daartoe is het noodig, dat gij niets doet, dat hem kunne mishagen of bedroeven. Spreek in zijne tegenwoordigheid niet van de hesp, laat hem niet verdenken, dat gij hier zwijnenvleesch hebt gevonden, en bovenal niet, dat gij er hebt van gegeten." "Hoe?

Ik begrijp: zij is in den hemel, niet waar?" "Neen, neen; zie, ginder staat zij, achter het hek. Haar hart jaagt van verlangen. Kom, kom, mijnheer Willem, maak die arme ziel insgelijks gelukkig!" En hem de hand grijpende, trok hij hem in de dreve voort, totdat zij het hek naderden. "Peternelle, o, wees blijde!" riep hij. "Het is Willem. Hij heeft ons niet vergeten; hij heeft mij seffens herkend.

De hond keerde zich om en liep het huis uit. "Hebt gij opgemerkt, Peternelle, hoe grimmig Nox mij heeft bezien?" "Ja, ik dacht, dat hij u ging bijten." "Bijten? Gave God, dat wij anders niets van hem te vreezen hadden. Hij weet het reeds, dat wij onvriendelijk van hem hebben gesproken!"