United States or Christmas Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dat Evert ook later niets van zich deed hooren, het versterkt ons in 't vermoeden: dat in de begoocheling van het vuur en de rookwolken der brandende smidswoning welke Schelting op het kerkhof aanschouwde een profetie, ten opzichte van den ongelukkigen zoon, lag opgesloten, waarvan de vader weldra de vervulling zou aanschouwen. Is hij gestorven in den vreemde?

In zijn woord vooraf verklaart hij, dat de zucht om die ongelukkigen nog wat meer te kunnen helpen dan hij 't reeds deed, hem tot schrijven heeft gedrongen: "C'était plus fort que moi," zegt de heer R.: "Ik schreef in de vrije uren die mijn beroepsbezigheden mij overlieten. Ik schreef haastig, omdat spoedige hulp noodig was."

"Dat ik een basterd ben," antwoordde Joan, zijn hoofd in den schoot des Barons verbergende. Een lange pauze volgde. "Vader!" riep Joan eindelijk, onder herhaalde omhelzingen en tranen: "Vader! ik bid u, martel mij zoo niet! Spot niet met een ongelukkigen knaap. Zoo ik een basterd ben, heb ik toch een moeder gehad. O! leeft zij nog? wie was zij toch?"

En dan vraagt hij later, "Maar tracht de menschlievendheid dan niet, die ongelukkigen, welke de slachtoffers der armoede en der verleiding waren, uit dien gevallen staat op te heffen?" en Jhr.

Rijke menschen denken aan niets anders dan hun rijkdom te vermeerderen: trots en praal verblinden ze en omdat ze gewoonlijk er zelf goed aan toe zijn, vooral wanneer ze machtige vrienden hebben, bekommert zich geen van hun om de ongelukkigen. Ik weet dat alles, omdat ik zelf rijk ben geweest!" "Maar de man van wien ik spreek, is niet zooals anderen.

Maar een goed vuur, een bord warme soep, en een verkwikkende nachtrust deden ons spoedig al de onaangenaamheden vergeten, die wij op dien ongelukkigen tocht hadden uitgestaan. Op den top van de Oustchiar-spits. De aoul van Kaënde. Het gezicht op den Khan-Tengri. De Kaënde-gletscher. Ingesneeuwd. Wij denken over terugkeeren. In het Irtach-dal. Bij den Kaltchè. De kookkunst der Kirghizen.

Maar, wonderlijk, minder hevig grijpt ons daar de tragiek van de ramp in haar totalen omvang aan, dan de gedachte aan die twee, drie of vier ongelukkigen, die nu nog op het op den dam vastzittende achterschip zitten, wachtende hun redding of den dood.

Van die geheele menigte was hij wellicht het minst opgewonden. Hulda Hansen zat naast Sylvius Hog, maar scheen in zich zelve gekeerd. Het arme meisje dacht slechts aan haren ongelukkigen Ole Kamp. Zij zocht hem instinctmatig met den blik, alsof hij op het laatste oogenblik vóór haar zou moeten verschijnen. Dwaze gedachte, niet waar?

Maar het ging hem, zoo als het aan vele Heiligen gegaan is, dat zij zich na hunnen dood nog den grootsten roem verwierven. Eerst vergenoegde men zich met op zijn graf te treuren. Vervolgens begon men hem te vereeren als een' beschermer der ongelukkigen. Eindelijk wist men veel te verhalen van de hemelsche kracht, door hem na zijn sterven ten toon gespreid.

Ha, hoe sleepten zij de vijanden mede in hun val! Weer was de storm afgeslagen. "Op voor Van Schaffelaar!" klonk hun kreet. De holle oogen der ongelukkigen glansden van vernieuwden moed, maar het was de moed der wanhoop.