Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 4 juni 2025
Maar , vraagt gij den waarom? Van zijn verlossing was de wijzer nog niet om: Want Gods voorzienigheid, die eeuwiglijk zal duren, Heeft haren tijd bestemd , haar dagen en haar uren: Gelijk de akkerman 't goed' zaad in d' aarde zaait, Waar van hij t' zijner tijd de rijpe vruchten maait: God is de Bouwer ook, die, tegen ons genoegen, Den akker van ons hart komt door Farao ploegen, Al wat steenachtig is vermorzelt hij geheel, Eer dat hij in ons zaait zijn goede zaden eêl; Het zaad zijns godd'lijk woords daar na begraaft hij wakker, En delvet met zijn eg het zaad in onzen akker; Als nu de troebel zon van boven uit de locht Haar stralen op ons schiet, op dat te rijker mocht Zijn ingezaaide zaad in ons vruchtbarig groeyen, Hij eenen regen laat van tranen ons bevloeyen, Zoo waardig zijn wij hem; daar omme zijt getroost, Gelijk de landman, die op hope van den oogst Zoo vele kommers lijdt, zoo dikwijls moet verzuchten: Hij bouwt en slaaft alleen op hope van de vruchten
VALENTIJN. Laat zien! ja geef; 't is mijn bezit, mijn buit! Lief sieraad, dat een godd'lijk iets omsluit! Ach Silvia! Silvia! FLINK. Jonkvrouw Silvia! jonkvrouw Silvia! VALENTIJN. Wat moet dat, knaap? FLINK. Zij is niet te beroepen, heer. VALENTIJN. Wie gaf u last, knaap, haar te roepen? FLINK. Uw edelheid zelf, of ik begreep het verkeerd. 10 VALENTIJN. Genoeg; gij zijt toch altijd te voorbarig.
VALENTIJN. Spreek dan toch waarheid; noem haar, zoo niet godd'lijk, Een macht, een overheid uit de eng'lenschaar, Het hoogste wezen, dat op aarde leeft. PROTEUS. Op Julia na. VALENTIJN. Mijn waarde, op niemand na, Tenzij gij mijne keus te na wilt komen. PROTEUS. Moet ik niet eer mijn liefste hooger stellen?
O, Heere! niet om ons, maar om uw vast verbond En driemaal heil'gen naam, verstopt den lastermond Der Heidenen, die stout en schimpig durven spreken: Is dit 't verkoren volk, 't welk voert het Godd'lijk teeken?
Aanstonds trad zij weder naar de piano: "Daarboven fonkelt hel een ster, Die stil op aarde ziet, En 't Eng'lenheir, dat zingt van ver Een jub'lend Kerstnachtlied. En om de schaam'le kribbe straalt Een wonderheerlijk licht; Een kindje ligt op 't harde stroo, Met godd'lijk aangezicht. Verblijdt u dan in dezen stond, Die vrede op aarde geeft!
Hij danst goddelijk, maar hij zal het mij wel niet kwalijk nemen, omdat jij een oud vriend bent," zei Amy, in de hoop, dat de naam zijn uitwerking niet zou missen en Laurie doen zien, dat ze niet met zich liet spelen. "Een aardig jongetje, maar een wel wat kleine staf om de schreden te steunen van: "Een godendochter, hemelsch schoon En met een godd'lijk slanke leest,"
VALENTIJN. Ja, zij; en is zij niet een hemelsche engel? 145 PROTEUS. Neen, maar zij is een stoff'lijk evenbeeld. VALENTIJN. O, noem haar godd'lijk. PROTEUS. Vleien wil 'k haar niet. VALENTIJN. O, vlei dan mij, want lof verrukt de liefde. PROTEUS. Mij gaaft gij, toen ik krank was, bitt're pillen, En ik verorden u dezelfde kuur.
LUCETTA. Ach, zeer vermoeiend is die reis en lang! JULIA. Een waarlijk vrome pelgrim wordt niet moede, Met zwakke schreden landen af te meten; Veel minder zij, wie liefde vleug'len leent, En die haar vlucht naar een zoo dierb'ren man, Zoo godd'lijk eenig als mijn Proteus, richt. LUCETTA. Wacht liever, totdat Proteus wederkeert. JULIA. O, is zijn blik mijn zielevoedsel niet?
Geef m'uw onbekrompen liefde Die zoo godd'lijk schoon en vrij 't Kwaad met liefde kon vergeven Waar 'k misdeed, vergeef ook mij! Zoo verliest het afscheid daaglijks Iets van d' al te bittre pijn; Zoo zal, als 'k de les wil leeren, Mijn verlies mijn winste zijn. Droefheid toch zal zachter stemmen Mijn nog ongetemd gemoed; Hooger streven in mij wekken, Streven naar het Hemelsch goed.
De donder is mijn stem, de bliksem mijn gezicht. Zijn Godd'lijk woord beweegt de blaauwe firmamenten. Het aardrijk schudt en beeft van mijne dreigementen: Wat is 't dat, gij verzoekt? Ziet, wien gij rebelleert!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek