Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 28 juli 2025


Wie zijt gij? vraagde hij in het Latijn. De Noor glimlachte en antwoordde: Barbaren. Dit is het paleis Idernee. Wien zoekt gij? Blijft waar gij zijt en antwoordt. Zijn toon maakte indruk. De vreemdelingen bleven staan en de reus vraagde op zijne beurt: Wie zijt gij? Een Romein. De reus wierp het hoofd achterover en lachte luid.

En zij-zelve scheen altoos zoo blij, als zij hem zag; dan glimlachte zij en liep haastiger. Zij had hem ook gezegd dat zij met niemand zoo graag wandelde als met hem. 'Maar, Johannes, vroeg zij eens, 'hoe weet je al die dingen? Hoe weet je wat de meikevers denken, wat de lijsters zingen, hoe het er in het konijnenhol en op den bodem van het water uitziet?

En dan lachte hij, en antwoordde: "Aan u," waarop zij weder glimlachte en misschien een weinig bloosde, verblijd in haar hart, zonder te weten waarom. Dan kwam de tijd van theedrinken, wanneer zij voor het open venster zaten en Geoffrey naar het ruischen van de zee en het suizen van de avondkoelte door de pijnboomen luisterde.

Het scheen alsof een stilzwijgende overeenkomst bestond tusschen hen en den nieuwen menner, die met de grootste kalmte en zekerheid optrad. Hij hield zich geheel aan de gewone orde bij het rijden, behalve dat hij Sirius bereed, in plaats van in een wagen te staan. Ilderim glimlachte met voldoening en zeide zacht: Dat is geen Romein, neen, waarlijk niet! Hij volgde te voet.

"Jawel mevrouw." "Kom Elsje, dan gaan we nu mantels passen." Elsje ging snel mee. Een vraag brandde haar op de lippen. "Tante," zei ze zacht, toen mevrouw d'Ablong op het punt was, de "mantelzaal" binnen te gaan. "Wat is er?" "Heb ik misschien ook een baljurk noodig?" Mevrouw d'Ablong glimlachte en keek Elsje vriendelijker aan dan ze vandaag nog gedaan had. "Wou je dat graag?"

Holmes glimlachte met voldoening toen wij een grooten stoomer inhaalden en spoedig achter ons lieten. »Wij moeten in staat zijn om alles op de rivier te kunnen inhalen," zeide hij. »Dat zal wel gaan, want er zijn niet veel booten die het van ons kunnen winnen." »Wij zullen de =Aurora= moeten inhalen en die heeft den naam van buitengewoon snel te loopen.

Ik had niets op je houding aan te merken, toen je bij dat tafeltje platen zat te kijken." Elsje glimlachte flauw. Zij had dien avond zoo erg lang gevonden en zoo verlangd om maar naar boven te gaan! Het was eenige dagen na dit gesprek dat grootmama en mevrouw d'Ablong een lang onderhoud hadden in de veranda. Frits, Cécile, Elsje en Liesje waren samen naar het bosch gegaan.

Mevrouw March glimlachte en begon terstond, want ze had sinds jaar en dag vertelseltjes verteld aan dit kleine gezelschap, en wist, hoe ze bezig te houden. "Er waren eens vier meisjes, die alles bezaten, wat ze noodig hadden; kleeren, eten en drinken in overvloed, tal van gemakken en genoegens, lieve vrienden en ouders, die ze innig liefhadden, en toch waren ze niet tevreden.

Zoo herinner ik mij dat wij eens jaagden in gezelschap van een dommen, slechten jongen man, den adjudant van den gouverneur, die zich tegenover mij over hem vroolijk maakte. Mijn broer, die dit bemerkte, glimlachte goedmoedig en had er zelf pleizier in. "Die zelfde trekken vond ik terug in de brieven van mijne moeder.

Mijnheer March glimlachte en keek naar het lange meisje tegenover hem, met die ongewoon zachte uitdrukking op haar bruin gelaat. "Ondanks den krullebol zie ik niet meer den "zoon Jo," dien ik een paar jaar geleden achterliet," zei mijnheer March.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek