United States or Saint Lucia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het is niet goed, dat de mensch alleen zij." Toen Rodolphe 's avonds bij Mimi kwam, waren zijn eerste woorden: "Ik heb nieuws. Musette is dol op Marcel en wil niet van hem vandaan." "Arme meid!" zeide Mimi. "Zij had zoo'n gezonde eetlust." "En van zijn kant is Marcel smoor op Musette. Zijn liefde is zes-en-dertig karaat, zooals die intrigant van een Colline zou zeggen."

Hij kwam om winterhout te koopen, en kocht een boom. En met zijn lierenaar schreef hij in de schors het eenigste wat hij ooit geschreven heeft: "Melk den dag!" Alleen trok hij er uit, dwars door het stille bosch, waar luide lekken vielen door den smoor. Hij dacht aan de boomen en aan de menschen.

Overigens beweert zij, dat zij weer bij je terug kan komen, wanneer zij maar wil, zonder eenige tegemoetkoming van haar kant, en alleen maar om je vrienden woedend te maken." "Het is goed," zeide Rodolphe; "laat ze maar komen dan zullen we verder zien." En hij begon Amélie weer het hof te maken, die alles dadelijk aan Mimi ging overbrieven en verzekerde, dat Rodolphe "smoor" op haar was.

In een zuivere blauwigheid kwam de avond over de rustige wereld. Een groote lijn witte smoor hong voor de verre boomen, en ginder in de blauwe avond-eenzaamheid gloeiden twee hel-roode vuren van brandend patattenloof. De smoor spreidde zich nu lenig over de landstreek uit, en bleef wiegen laag over den grond en het water als een bleeke droom.

'k denk: wat let mijn? en de laaste dag nog om vier uur teeken ik an ... Hadde zullie 't smoor in, dat ze d'r eige inspres ankleeje moste voor dat parket!... En die volgende morge die cel uitgehaald, en weer met z'n drieë geboeid an mekaar maar nou kwaad! da' we met zes veldwachters vervoerd wiere om dat hoogere beroep te gaan doen. "Nou, en dan krijg je al dat gezeul en gemier van nieuws an.

Met een boterham in zijn hand, en met een loopken en een sprong, was hij over de haag en op den weg. Loebas deed hetzelfde, liep vooruit en baste uitgelaten. Als de boterham was opgegeten, stak Pallieter zijn pijp aan en zag voldaan, hoe de blauwe smoor bijeenbleef in rondrollende krollen. Hij snoof gulzig de vernieuwde lucht op en zag met groote oogen het verre landschap door.

Het was danig stil op het land, de vrouwen zwegen, en alleen het kappen en kraken van het hout ging een eindeken door den mist. Men kost over de Nethe niet zien, zoo hevig had de smoor de wereld omhuld. Een witte nacht. De boomen in den hof stonden daar grijs en triestig als nuttelooze dingen. Vaag lijk een spook ging er een vent, met een zwarten hond achter hem, voorbij de haag.

Het schip joeg vooruit over het zilverrimpelig water, het hout kraakte, en de roode wimpel kletterde. Loebas baste, maar zijn gebas viel uiteen lijk zand. Geen stem kon staande gehouden worden. De smoor sloeg nevens de schouwpijpen der eenzame huizekens, en een witte molen draaide op een heuvel haastig zijn wieken rond.

De dag kreeg een schoone rust en heel de hemel stond vol kleuren-helderheid lijk in de schelpen van de zee. Zij bleven staan en de avond kwam over het koren, het rood zwol uit in de lucht en elke korenhalm kreeg zacht een rooden schijn. Er klom van ievers een heele vlakte hooireuk op, en uit de beken steeg de smoor, die over de droge wegen schoof lijk gulden stof.

De lucht was stil lijk een vijver, en de smoor ging recht naar omhoog. Er hing een sperwer heel hoog aan den hemel, waarin drie kleine wolkskes dreven. Pallieter zag Charlot koppen en zei: "Ge mut dezen avond is nor Marieke schrijve dat ze na komt." "Och ja!" riep ze luid van overmatige vreugde, "wa zal da plizant zijn!" En heel den weg lang hield ze haren mond geen Ave Maria meer stil.