Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 11 mei 2025
Mijn oom Herse had een goed hart; mijn oom Herse had een teergevoelig gemoed; en toen de asch hem niet meer in de oogen zat, en mamsel Westphalen de schrammen in zijn aangezicht met zoeten room had ingesmeerd, zoodat zijn lief rood gelaat er uitzag als een paddestoel, waarmeê de vliegen doodgemaakt worden, zeide hij vriendelijk: "Houd nu met dat schreien maar op; ik help u terecht; gij moet vluchten." "Vluchten!" riep zij en keek heel verbaasd hare figuur van boven tot onderen aan. "Mijnheer Herse; ik vluchten!" En zij dacht daarbij aan de duiven, die zij boven op de duiventil had, en indien hare omstandigheden niet zoo droevig geweest waren, zou zij bijna gelachen hebben. "Ja," zegt mijn oom, "kunt gij bij dezen weg en in dit weder, wel zoo'n mijl of drie vier, in ééns door marcheeren? Want een rijtuig is niet te krijgen, en 't is ook niet heimelijk genoeg." "Mijnheer Herse," zegt Mamsel Westphalen, en het lachen verging haar geheel en al; "zie mijne persoonlijkheid aan; ik ben wat zwaar gebouwd, en het trappenklimmen wordt mij soms al heel moeilijk." "Kunt gij dan rijden?" "Wat zegt gij?" "Ik meen, of gij kunt paardrijden?" Mamsel Westphalen stond nu op en zette de handen in de zijden, zeggende: "Met schande wil ik niet leven. Welk vrouwspersoon rijdt te paard? Ik heb er maar één gekend in mijn leven, en dat was eene freule, maar die was er ook naar." Nu stond de raadsheer Herse op, en liep een paar maal in gedachten, in de keuken, op en neder; eindelijk vroeg hij: "Acht gij u zelve in staat, om u bij dit weder, vier en twintig uren in onzen stads-veengrond in het riet te verstoppen?" "Mijnheer Herse," zegt mamsel Westphalen en zij grijpt weêr naar haar boezelaar en droogt hare oogen af, "zie, 'k ben nu al in de vijftig en 'k heb verleden najaar die zware ziekte gehad..." "Dan gaat dat ook niet," valt de raadsheer Herse haar in de rede, "dan zijn er nog maar twee wegen; een naar boven en een naar beneden. Vluchten moet gij, 't zij op den zolder, of in den kelder." "Mijnheer de raadsheer!" roept Frits Sahlmann uit, en kruipt van achter den keukenhaard te voorschijn, "ik weet het." "Jongen," zegt mijn oom, "zijt gij hier?" "Ja;" zegt Frits, heel benauwd. "Dan is 't met de heele heimelijkheid niets waard: want wat drie weten, weet de heele wereld." "Mijnheer Herse," zegt Frits, "ik zeg waarachtig niks er van! En, mamselletje, ik weet een plekje voor u. Op den rookzolder is de ééne plank los; die kan er afgedaan worden, en als gij u dan een beetje dun maakt, dan kunt gij u daar tusschen dringen, en daarachter is, bij de vliering, een klein hoekje, daar vindt u geen duivel." "Entfaamte lummel!" zegt mamsel Westphalen, en zij vergeet al haren angst en nood; "dan ben jij 't geweest, die altijd de metworst van den rookzolder gestolen hebt en, mijnheer Herse, ik heb altijd de onschuldige ratten verdacht." Mijn oom houdt nu Frits Sahlmann vrij van een duchtig pak slaag en zegt, dat het nu hoog tijd was, en dat zij vluchten moest, en dat d
Sinds ik niet meer geroepen werd jaarlijks die zekere brieven aan den ouden baronet te schrijven, waarin mijn paardrijden en schermen en alle andere mannelijke oefeningen op het voorschrift van Sir John telkens op den voorgrond werden gezet, bleven ook de wissels uit Engeland weg, die onze kostbare huishouding hielpen in stand houden, hetgeen een wijs en voorzienig man gewis tot vereenvoudiging zou hebben bewogen; maar deze wijsheid oefende mijn vader niet, en ik houd het er voor, dat hij sinds zijn kapitaal gebruikte of het zijne renten waren.
Het luie, zwaar bezoldigde baantje van opperkeurvorst, uit zijn eigen ontwerp van wet was hem ontgaan; Bonaparte had de pen er door gehaald; nu stelde hij zich tevreden met een hoog jaargeld, het landgoed Crosne en een zetel als senator, een aardige retraite voor dezen vadsigen, doch diepzinnigen denker, die in de dagen van Brumaire nog wel had leeren paardrijden, zeker om naast Bonaparte wat meer figuur te maken.
Ik kon niet meer met Chelles wandelen, ik ging met papa paardrijden, die eenigszins trotsch was op het goede figuur dat ik on horseback maakte en die er niets in vond dat ik hem vergezelde op jachtpartijen en rijtoeren met allerlei slag van heeren, jong en oud. Mijne ijdelheid vond hare rekening bij hunne bewondering voor mijne forschheid en vaardigheid.
En van toen af, na de eerste oefeningen in het paardrijden te hebben doorstaan, is het niet anders geweest dan marcheeren en exerceeren, over Munster en Osnabrück op Maagdenburg aan en toen verder, altijd verder maar weer, en dat langs zùlke slechte wegen en meestal onder zulk slecht weer, dat ik 's avonds geregeld doodmoe op mijn leger viel.
"Zoolang gij mij houden wilt, Francis!" "Blijf zoolang gij zelf kunt, als maar hetgeen gij hier waarneemt u niet al te veel tegen de borst stuit." "Ik zal de cotte de mailles van mijn voorzaat te baat nemen, om daartegen geharnast te zijn." "Goed zoo; dus tot het naaste uurtje rustig samenzijn! Ik ga paardrijden; ik moet frissche lucht en beweging hebben."
Hoe wil zij, een arm meisje van nog geen veertien jaar, dat niets weet, niets geleerd heeft, haar land te hulp komen? In dien zin antwoordt zij ook haren stemmen, zeggende: »Ik ben een arm meisje, dat kan paardrijden, noch oorlogvoeren«. Maar de stemmen houden aan, en laten haar niet los.
Vele jonge ridders, die op de krijgsvelden van Grenada roem hadden ingeoogst, hadden den tocht naar de Nieuwe wereld meegemaakt met hersenschimmige denkbeelden van rijkdommen, die hun daar zouden toevloeien. Op kasteelen moesten zij wonen, paardrijden en boven de Spaansche vorsten uitsteken in het aantal gedweëe dienstbaren, in pracht en in grondbezit.
Ik heb hem banja dingen geleerd, saam met hem gaan zwemmen, leren paardrijden en met hem gaan jagen, en toen hij naderhand ook getrouwd is, heeft oubaas Koos mij weer aan hem gegeven. En zo heb ik bij hem mijn leven gesleten totdat hij nou ook al halfpad oud is.
Maar zij schijnen dan niet geweten of althans vergeten te hebben, dat één van de grieven van de rechters in Rouaan is geweest dat Jeanne een manscostuum droeg, en dat zij zelf daarvoor als zeer aanneembare redenen opgaf, dat dit costuum haar gemakkelijker was bij het paardrijden, en dat het haar welvoegelijker voorkwam in het gezelschap van uitsluitend mannen ook als man gekleed te gaan.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek