Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 8 juli 2025
Montparnasse was een somber wezen; een knaap, nog geen twintig jaar oud, met een fraai gezicht, lippen als kersen, fraai zwart haar, den glans der lente in de oogen; hij bezat alle ondeugden en streefde naar alle misdaden. De verduwing van het kwade deed de begeerte naar het ergere in hem ontstaan.
De aangerande, die vlucht, is nog meer verdacht dan de aanrander; en waarschijnlijk zou deze persoon, die zulk een kostbare buit voor de bandieten was geweest, een niet minder goede vangst voor de justitie geweest zijn. Voorts was ook Montparnasse aan Javert ontsnapt. Er moest een andere gelegenheid worden afgewacht om op dien "Pronker der Hel" de hand te leggen.
Montparnasse zelf, die misschien min of meer Thénardiers schoonzoon was, zwichtte. Nog een oogenblik en zij waren vertrokken. Thénardier hijgde op zijn muur, als de schipbreukeling op zijn vlot, die het bespeurde schip aan den horizon ziet verdwijnen.
Montparnasse, die geen reden had om op zijn hoede te zijn en voor het eerst zijns levens nadacht, merkte hiervan niets. Gavroche, ter plaatse teruggekeerd, waar de oude Mabeuf zat, wierp de beurs over de heg en liep, zoo snel als hij loopen kon, weg. De beurs viel op den voet van vader Mabeuf. Deze schok wekte hem. Hij bukte en raapte de beurs op. Hij begreep er niets van, en opende ze.
"Waar te bed?" "Bij mij." "Waar is 't bij u?" "Bij mij." "Ge hebt dus een woning?" "Ja, ik woon." "En waar woont ge?" "In den Olifant," zei Gavroche. Montparnasse, die uit zijn aard niet licht verwonderd was, riep echter onwillekeurig: "In den Olifant!" "Ja, ja, in den Olifant!" hernam Gavroche. "Wat zou dat?"
"Een man! niet mogelijk! wel een jongen." "Wij zouden een jongen moeten hebben," hernam Brujon. "Waar een kleinen jongen te vinden?" zei Gueulemer. "Wacht," zei Montparnasse. "Ik weet er een!" Hij opende zacht de deur der schutting, overtuigde zich dat niemand op de straat was, ging voorzichtig naar buiten, sloot de deur achter zich, en liep haastig naar den kant der Bastille.
Er verstreken zeven of acht minuten, acht duizend eeuwen voor Thénardier. Babet, Brujon en Gueulemer openden den mond niet; eindelijk werd de deur weder geopend en Montparnasse verscheen buiten adem, met Gavroche. De regen maakte dat de straat nog steeds geheel zonder menschen was. De kleine Gavroche trad binnen de schutting en aanschouwde met rustigen blik deze roovergestalten.
't Is toch jammer, dat wij de zaak moeten opgeven. Twee vrouwen, een oude kerel, die op een achterplaats woont; er zijn fraaie gordijnen voor de vensters. De oude is gewis een jood. Ik geloof, dat 't een goede zaak was." "Nu, gaat dan binnen," riep Montparnasse; "doet de zaak; ik zal hier bij het meisje blijven, en zoo zij durft..."
"Dief!" Er ontstond een pauze. De grijsaard scheen diep in gedachten. Hij stond bewegingloos en hield Montparnasse steeds vast. Ieder oogenblik deed de sterke, vlugge, jonge bandiet zijsprongen, als een in den strik gevangen dier. Hij stiet, trok, beproefde den ouden man een been te lichten en poogde te ontsnappen.
Montparnasse lachte, en vroeg: "Hoe drommel, komt ge aan die kleinen?" Gavroche antwoordde eenvoudig: "'t Zijn snaken, welke een kapper mij present heeft gedaan." Ondertusschen was Montparnasse ernstig geworden. "Ge hebt mij dus gemakkelijk herkend?" mompelde hij.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek