Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 8 juni 2025


Verbeeld u; ik ontmoette een burgerman, die mij een preek en een beurs present deed. Ik stak de beurs in mijn zak; een oogenblik later tast ik in mijn zak; er was niets meer in." "Dan de preek," zei Gavroche. "Maar waar gaat gij nu toch heen?" vroeg Montparnasse. Gavroche wees hem op de beide knaapjes, die hij in zijn hoede had genomen, en zeide: "Ik ga deze kinderen te bed brengen."

En hij kon niet laten in de handen te klappen. Maar deze toejuiching was nutteloos; zij bereikte het oor van geen der beide strijders, die met elkander worstelend en wederzijds verdoofd, beiden hijgden en zwoegden. Er ontstond een pauze. Montparnasse hield op zich te verweren, en Gavroche vroeg bij zich zelven: "Is hij dood?" De oude man had geen woord gezegd, geen kreet geslaakt.

Zijn "bedstede" was zeer van pas een schuilhoek geworden. Dat Montparnasse op zulk een uur, in zulk een streek, ter jacht ging, was iets gevaarlijks. Gavroche voelde zijn straatjongenshart bewogen van medelijden met den ouden man. Wat te doen? Zou hij tusschenbeide treden? Zou de eene zwakke den anderen zwakke helpen! Montparnasse zou er om lachen.

Op dit oogenblik rijdt de stoet het kerkhof Montparnasse in. De stemmen zwijgen, men hoort slechts het geknars der wielen op het zand der paden. Men steekt het kerkhof dwars over; het familiegraf der Verteuils is heel achteraan links: een groot grafgesteente van wit marmer, een soort van kapel, rijk met beeldhouwwerk versierd.

Deze bestelling trok de aandacht van een jonge, in het wit gekleede vrouw met oranjebloesem in het haar en balschoenen aan; een imitatie van een imitatie-kanten sluier golfde over haar schouders, die beter hun incognito hadden kunnen bewaren. Het was een zangeres van het théâtre Montparnasse, waarvan de coulissen om zoo te zeggen uitkwamen in la Mère Cadet.

"Mijn lieve Montparnasse," antwoordde Eponine heel zacht, "men moet de menschen vertrouwen. Ik ben misschien toch wel de dochter van mijn vader. Mijnheer Babet, mijnheer Gueulemer, men heeft mij gelast de zaak te onderzoeken." 't Verdient opmerking, dat Eponine geen dieventaal sprak. Sinds zij Marius kende, was haar deze leelijke taal onmogelijk geworden.

"Zoo!" zei Gavroche, "heet zij Babet!" Montparnasse hernam zacht: "'t Is geen zij, maar een hij." "Ha, Babet!" "Ja, Babet." "Ik meende, dat hij gestrikt was." "Hij heeft den strik losgemaakt," antwoordde Montparnasse.

"Zonder gekscheren," vroeg Montparnasse, "hoe vindt ge mij?" Ook zijn stem was veranderd. In een oogenblik was Montparnasse onkenbaar geworden. "O! nu kunt ge voor Polichinel spelen!" riep Gavroche.

Deze diepzinnige opmerking van den straatjongen bracht Montparnasse weder tot bedaardheid en overleg. Hij scheen nopens Gavroches woning een betere meening op te vatten. "Inderdaad," zeide hij, "de Olifant. Is 't er goed?" "Zeer goed," hernam Gavroche. "Op mijn woord, 't is er prettig. Men heeft er ten minste geen tochtwinden, zooals onder de bruggen." "Hoe komt ge er?" "Ik kruip er in."

Hij werd beloond voor zijn beangste nieuwsgierigheid. Hij kon de volgende samenspraak opvangen, welke in de duisternis iets sombers had. De oude man vroeg, Montparnasse antwoordde: "Hoe oud zijt ge?" "Negentien jaar." "Gij zijt sterk en gezond. Waarom werkt ge niet?" "Dit verveelt mij." "Wat is uw beroep?" "Nietsdoener." "Spreek ernstig. Kan er iets voor u gedaan worden? Wat wilt ge zijn?"

Woord Van De Dag

verheerlijking

Anderen Op Zoek