Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zijn oogen ontmoetten de mijne: waarschijnlijk had hij mij reeds vroeger opgemerkt: hij knikte mij, vriendelijk, doch bijna onmerkbaar, toe, lei den vinger op den mond, als wilde hij mij stilzwijgendheid aanbevelen, en zag toen weder aandachtig den leeraar aan.

"Ik kan ook wel hier blijven, als je dat wilt." "Goed; dat zal prettig zijn. Hoe heet je?" "Becky Thatcher." "En jij? O, ik weet het, jij heet Thomas Sawyer." "Dat is de naam, waarmee ik slaag krijg. Ik heet Tom, als ik goed oppas. Jij zult me Tom noemen, niet waar?" "Ja." Daarop begon Tom iets op de lei te krabben, dat hij voor het meisje verborg.

Toen Hans zoover gekomen was, lei zijne moeder zachtjes hare hand op zijn' mond en zei: "Stil, stil, mijn jongen, zeker ben je nog heelemaal van streek, anders zou je zoo niet praten. Moet Baas Martens nu alleen de schuld hebben? Kan die het helpen, dat zekere Hans tegen het verbod van zijne moeder in naar hem toeliep? Kan die het helpen, dat dezelfde Hans onnoozel genoeg was, alles dadelijk te gelooven, wat men hem op de mouw speldde? Hans, mijn jongen, begrijp je niet, dat jij zelf de grootste schuld hebt? Een heelen boel verdriet heb je vandaag gehad; maar ik hoop, neen, ik weet wel zeker, dat je er ook een beetje wijzer door geworden bent. Als iemand nu in 't vervolg iets vertelt, dat wat vreemd lijkt, dan zal mijn Hans stellig niet maar dadelijk alles gelooven. Dan zal hij eerst eens denken bij zichzelf: 'Is het wel zoo, k

Ik was als betooverd, verzonk in gedachten, lei my neêr op den grond; en waarschijnlyk duurde 't nog wel den tijd van een dag of meer, dat ik nu eens inslapende, dan weêr wakker, en al telkens op nieuw het gezicht op twee hemellichten vestigende, in dezen mistroostigen staat, vol van angst en twijfel bleef voortleven, en intusschen het geen ik nog had, verteerde.

Toen Rozeke na een oogenblik in de keuken terugkwam, maakte zij 't Geluw Meuleken met den toestand bekend en lei haar streng 't stilzwijgen op. Het Geluw Meuleken knikte gewichtig-toestemmend; met groote ronde oogen van verbazing. Zwijgen zou ze, zwijgen als een graf. Geen gevaar dat ze zulke milde weldoeners verklikte!

Nou, in den pot kijkend en smerig van lip-trek, riep-ie hard: "Moeder!.. Moeder ze heit weer blóéd gekakt!" De vrouw, neersmijtend de dweil, schuurde door 't water, droogde de handen lomp-weg an 'r broek, nam 't kind van het dek, lei 't met sussend beweeg naast Dirkje en Truus, keek in den pot, bij de lamp.

Ze riepen nog eenige zotte slagen naar Pallieter en Fransoo, die er opgeruimd van door gingen, het tonneken achterlatend. De twee vrienden gingen pratend verder. Maar het klooster was nog wijd, en Fransoo zei van wat te rusten, want hij was open en hij zweette lijk een gieter. Fransoo lei zijn dik lijf in het gras eener beek, deed zijn oogen toe, en was seffens in een diepen slaap.

Amélie, met de onbezonnenheid van jeugd, lei gelukzalig te glimlachen. Als ze 'r oogen sloot, vloog ze nog, voelde ze de suizing van den wind, zag de boomtoppen en daken in glijding vervloeien. De handen gevouwen onder 't hoofd, poogde ze 't hééle lied van de zwaluwen uit de lang geleden dagen der Zwaanssteeg te reconstrueeren, 't lied waarvan ze den metrischen vorm lichtlijk vergeten was. Zachtjes-dommelend neuriede ze 't nog, 't héérlijk vers, eens in achterbuurten ver-hartjesdagd en verhanseld, 't vers dat zin en poëzie begon te krijgen: "...Zwaluw... waarheen is uw vlucht?... Hóóóóóg in de lúúúúcht!.... Moedig langs bergen en dalen.... Waar 'k mijn voedsel mot h

Die een vrijstaanden Perzik wil planten, b.v. op de plaats, die wij daar straks voor een hoogstam-Appelboom bestemden, kan daartoe mede de vroege Amsden gebruiken, die er zeer geschikt voor is. Het spreekt vanzelf dat men dan aan een boomkweeker bepaald moet opgeven wat men bedoelt: een lei- of een kroonboom.

Doch de levensonzekerheid sarde hem, knaagde aan zijn hart en peuterde aan zijn humeur. Snepvangers was blij toen een kranige oude heer in zijn buurt kwam zitten, een glas garsten bestelde en de gazet vroeg. Het scheen iemand van gewicht. De man liet achteloos zijn monocle vallen, lei zijn grijzen hoed naast zijn wandelstok met gouden appel op de marmeren tafel, dronk een slokje en begon te lezen.