Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daarna doolden zij door de vijf of zes eenzame straten der stad. De puntige daken, die veel op peperbussen geleken en bedekt waren met lei; de hoekige torentjes en het overgebleven, door den tijd afgebrokkelde beeldhouwwerk, herschiepen enkele stille plekken in museums, welke in den zonneschijn schenen te slapen.

Ze had d'r schik in gehad. Ze lei altijd in bed te luisteren, als-ie verkocht. Ze had pleizier als 't belletje van de deur ging. Nog voor acht dagen, toen d'r zoo druk om de dure soorten geloopen werd, had-ie van achter de toonbank geroepen: "Wat doet ook weer de groote met de kap?" en ze had geroepen c. d. f. Ze wist alles van buiten.

Het was zijn vriendelijk, gelukkig thuis. Ze lei het wollen kinderrokje neer dat ze bezig was te breien, stond op, sloeg de armen om zijn hals, zoende hem op zijn mond, op zijn oogen. "Ben je er eindelijk?" "Eindelijk?" "'t Is over twaalf." "Wel nee." "Heb je veel te doen gehad?" "Nee ik ben opgehouen." "Ben je niet goed?" "'n Beetje moe."

In huis deed hij altijd zijn guttapercha-boord af, dat was luchtiger, en dien lei hij dan om weêr wit te weeken in zijn waschwaterkom. Nu ook had hij het zich gemakkelijk gemaakt, thuis, zonder stijfheid aan zijn jongenshals kwam hij binnen, overdreven buigend met een gewilde snaakschheid.

Pastoor Doening roerde het rinkelend lepeltje in de witte melk, keek aandachtig op de randen van zijn kopje, schonk naderhand voorzichtig het geurige oranjewater. Vere lei hare vingeren lichtelijk op de knoopjes van zijn mouw, vroeg: Is het noodig dat ik u over Ernest spreek? Hij antwoordde niet, keek niet op, lepelde stille. Haar duim drukte op zijnen arm.

"Gaat 'n zussie van jou op school?", vroeg hij opwandlend, kijkend naar de vierkante slijkranden van z'n schoenen. Zij lei 't uit, spuugerig-slobberend van den uitgebeten appel, de pitten rècht voor zich spuwend. Poddy ging meestal zelf. Vandaag was-ie blijve legge. D'r ware gate in z'n heup gekomme en 't been, 't ééne, voelde stijf as 'n paal.

Hij nam een sigaar, bekeek, berook en besnuffelde haar van alle kanten en zei: hum! dat is fijn spul en lei ze toen voorzichtig op tafel, U permitteert? Hij nam een stoel ik ben 'n oud man, den heelen dag geloopen u is een knaapje bij mij vergeleken, ik ben twee en zeventig, , ! Even steunend ging hij heel familiaar, als waren we reeds oude kennissen, bij ons zitten.

Buiten tokkelde de wind, als met houten knokkels, tegen de gesloten luiken en in de oranjerie weergalmde nog steeds, tergend en irriteerend in dit tragisch oogenblik, het fijn, gefloten deuntje. Wij moeten haar ontvangen; wij moeten haar... althans iets zeggen, sprak kapitein L. met aarzelende stem. Kapitein J. knikte beamend. De jonge luitenant lei zachtjes de piano dicht.

Joe nam een speld uit de panden van zijn buisje en begon de behulpzame hand te bieden om het diertje mores te leeren. Het spel werd terstond hoogst belangwekkend. Spoedig verklaarde Tom, dat zij met elkaar in botsing kwamen en daardoor geen van beiden iets aan den schallebijter hadden. Hij nam Joe's lei en trok een lijn op de lessenaar van boven naar beneden.

Niets lei dus nader voor de hand, om twee mannen die beiden Godefert heetten, maar waar van de eene kleêrmaker was en de andere in kruideryen handelde, te onderscheiden als Godfried de Crudenier en Govaert Snider, Govert de Sceppere of Goert Schroeder, al naar mate snider, sceppere of schreuder in Friesland nog heden ten dagen skroar de gewone benaming was voor kleêrmaker, in de gouspraak der landstreek waarin de stad gelegen was.