United States or Cuba ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij konden hunne oogen nauwelijks gelooven, en keken elkander vragend aan. Het drietal was bij de nadering der deftige Heeren opgestaan en had het hoofd ontbloot. »Zijt gij het Oude Hoen?" riep de Heer Van Licques uit, terwijl hij het boertje van het hoofd tot de voeten opnam. 't Hoen glimlachte fijntjes, en sprak: »Om U te dienen, Edele Heer, ik ben Govert 't Hoen.

Deze en dergelijke gedachten gingen hem door het hoofd, terwijl hij met regelmatigen slag doorroeide naar Westzaan. Af en toe keek hij even om naar den toren van de kerk, om te zien hoe groot de afstand was, die hem nog van het dorp scheidde. Eindelijk had hij het doel van zijn tocht bereikt en was hij de hoeve van zijn neef Govert 't Hoen genaderd. Hij legde het bootje vast en stapte aan wal.

Rita, die haar stille verloving als geheim bij zich ronddraagt, ontdekt de vernedering, als haar Govert, die in Leiden studeert, met de vacantie door zijn ouders naar een buitenverblijf wordt gestuurd. En zij lijdt onder de desillusie, alléén. Dan volgt de bekentenis aan moeder, die haar over alles heen helpt.

Misschien zouden de kinderen nog veel meer van Govert verteld hebben als mijnheer Van Laeken niet gezegd had: "Stop maar, ik weet genoeg van dien knaap, en nu ik dat alles weet, verwonder ik er mij ook niet meer over, dat hij vanmorgen naar de gevangenis gebracht is. Van zulk een jongen kan men niets anders verwachten.

Aan het hoofdeinde zat de trouwe Martha, die, sedert het huwelijk harer zuster met den kleedermaker Govert Knipschaar, het huishouden haars vaders had opgehouden en hem in zijne ziekte trouw verpleegd en opgepast had. Tegenover haar, aan het voeteneinde van het ledikant, zat Marie, die men had laten halen, omdat vader zoo naar was.

»Dat is ook zoo, al ben ik u uiterst dankbaar voor uw vriendelijk aanbod," viel Marten in. »Mijn plan is, eerst naar Westzaan te gaan. 't Zou best mogelijk kunnen zijn, dat Anna daar eene toevlucht heeft gezocht. Wij hebben er nog een neef wonen, weet u..." »Een neef op Westzaan? Wie is dat dan?" »Govert 't Hoen, u kent hem ongetwijfeld wel."

De Zuid-Nederlanders zeggen, zeer te recht, Godevaart voor Godfried, Govert; zoo kan ook Engelvaart een zuid-nederlandsche form wezen van den oud-germaanschen mansvóórnaam Engelfried.

Zijn gelaatsuitdrukking had iets gebiedends, iets, dat den man van geboorte verried. 't Oude Hoen twijfelde dan ook geen oogenblik, of hij had een man van aanzien voor zich, misschien wel een Spaansch officier. Deze groette ook de vrouw des huizes en de beide jongelieden, nam plaats op den hem toegeschoven zetel, en vervolgde: »Ben ik hier terecht bij Govert 't Hoen, bijgenaamd 't Oude Hoen?"

"Wel, met dien Govert is het bij lange na zoo erg niet afgeloopen als met die twee." "Dat is zoo! Het is nog zoo erg niet; maar wat niet is, kan worden. En dat wil ik jelui nog zeggen: een deugnieten-grapje kan er nog mee door, maar herinner je altijd het versje: Och, bedenk het, jongensstreken Worden licht'lijk mansgebreken." "Frans, Frans!" "Ja, moeder, ik kom!"

Ik sta daar, als Govert in den dans, omringt van al myn jonge lui; daar is Edeling en zyn Vrouw, daar is myn Willem met zyn Vrouw; daar is Cobus, daar zyn ze zo allemaal om my; elk houdt meer van my als de ander.