United States or Belize ? Vote for the TOP Country of the Week !


Verder behoeven we niets meer te hooren; je weet de rest!" Dit was de eerste vertelling van Jan met de Pijp. "Meneer, meneer, vanmorgen is er een jongen van het dorp naar de gevangenis gebracht, omdat hij gestolen heeft!" zoo riep op zekeren Zaterdagmorgen het zoontje van den dokter, toen hij bij den ouden heer Van Laeken achter in den tuin kwam, waar reeds het geheele gezelschap vergaderd was.

Het is een van de honderd boeken, die hij na 't schrijven van Max Havelaar in het hoofd had. Het begin is al vóór 1862 geschreven: in de Minnebrieven gewaagt hij van Fancy, die in een koffer te Laeken ligt.

"De katholieken oordeelen ook zoo; herinner u maar mama, dat graf van madame Malibran de Beriot te Laeken. Haar lijk mocht immers niet eens in gewijde aarde begraven worden. Neen, op dat punt ben ik óók orthodox, en ieder zal zoo iets moeten toestemmen."

Een stuk of acht jongens, echte belhamels, hadden om hun slecht gedrag niet mogen komen, en die waren hierover zóó boos, dat ze mijnheer Van Laeken allerlei leelijke namen gaven, en op het laatst hem bijna niet anders kenden, dan onder den naam van "Jan met de Pijp." "Wel," zei de vriendelijke oude heer, toen hij dat hoorde, "ze noemen me Jan met de Pijp, best, heel best!"

»Sedert dien tijd werd het Loo de geliefkoosde lustplaats onzer vorstelijke familië, die hier meer dan op het kasteel te Laeken aan hare zucht voor eene burgerlijke levenswijze gehoor gaf."

Misschien zouden de kinderen nog veel meer van Govert verteld hebben als mijnheer Van Laeken niet gezegd had: "Stop maar, ik weet genoeg van dien knaap, en nu ik dat alles weet, verwonder ik er mij ook niet meer over, dat hij vanmorgen naar de gevangenis gebracht is. Van zulk een jongen kan men niets anders verwachten.

Toen hij ongeveer een jaar of tien te Schootwerve met een huishoudster geleefd had, kwam op zekeren dag de burgemeester bij hem om te vragen, of hij ook nog familie in Antwerpen had. Nu, wat zou mijnheer Van Laeken zeggen? Hij wist niet beter dan van neen.

"Wie, Herman? Wie?" vroegen terstond eenige meisjes en jongens. "Wel, Govert de Plinte!" "O die!" riepen eenigen, alsof ze zeggen wilden: "is het anders niet?" "En wie is die Govert de Plinte, Herman?" vroeg mijnheer Van Laeken.

Kort daarop stierf ze; haar geringe bezitting werd verkocht en in gezelschap van den pastoor van het dorp waren ze naar Antwerpen gegaan!" "Nu," zei mijnheer Van Laeken, "dat kan best waar zijn. Ik zal naar Antwerpen gaan en de zaak onderzoeken!" Drie weken later kwam de oude heer te Schootwerve terug met twee meisjes bij zich. Ze waren tweelingen en heetten Helena en Anna.

"Die gunst heeft de ongelukkige edelman duur genoeg geboet, daar zij oorzaak was dat hij trouw hield aan zijn vorst tijdens den Belgischen opstand, 't geen hem door zijne familie zeer kwalijk werd genomen, en, wat erger was, den haat van het gepeupel op hem vestigde, in die mate dat men zijn kasteel in de nabijheid van Laeken plunderde en verbrandde en hem zelven, die zich kloekmoedig tegen die baldadigen verzette, op gruwelijke wijze vermoordde."