Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 juli 2025


In een bedstee met wijdstaande deuren zaten drie kindren, wakker geschrikt. 't Jongste, meisje, vaalbleek, huilde alsof het pijn had, klaaglijk, week smartstemmetje en de vuistjes bewreven driftig de holten der oogen, soppend het vocht tot diep over de wangen. "Hou je smòel!" , zei woedend de vrouw.

Hij andwoordt in de stormen, Die schepen doen vergaan, Die steden en plantaadjes Tot gruizels nederslaan; Hij ziet vergramd Zijn kindren In 't martelbloed vertreên, En dondrende op uw daken, Spreekt Hij Zijn heilig: "NEEN!"

Hij, wiens naam de kindren niet mogen noemen, hij, die ze dood zou doen schrikken, als ze hem op den eenzamen zolder tegenkwamen. Zou hij, wiens ziel met sprookjes gevuld werd, wel ooit zich aan hun macht kunnen ontworstelen? Buiten huilt de nachtwind. Een ficus en een oleander slaan tegen 't hek van 't balkon met hun stijve bladen.

De mannen en de vrouwen der nabuurge machines, die hem zagen en wisten dat hij over het socialisme sprak, waren nader gekomen en scholen te zamen met hun hoofden zooals kindren bij den meester, en kleine kindren als Chineesjes stonden onder hun boez'laren tegen het staal der weefgetouwen aan met hun hals en hun kin, naar hem te kijken, en luisterden goed hoe de wereld werd.

Daags brandde de lamp, nachts brandde de lamp. Zo woonden er Soortje en Nathan met de oude grootmoeder en 'n nest kindren. Drie waren 'r dood, tien nog in leven. Grootmoeder sliep in één bedstee met Raatje en Stella, Soor met Nathan èn Maupie èn Roos.

En zacht stond ze te denken aan de mannen en vrouwen om haar, en de kleine kindren vertoonden zich om haar aan haar neerblikken ter zijde naast haar. En als zij uitkeek zag zij de lieve gezichten der mannen met hunne knevels en baarden, de helle gezichten der vrouwen toonden zich bloot. Schemering was om haar, want in haar hart voelde zij de liefde voor den arbeid.

Ik heb mijn kindren niet zonder zorg en tucht op laten groeien. Ik heb niet gedronken, ik heb de grenssteenen op den akker niet verzet. Ik heb de paarden, die den heuvel opgingen, niet voortgezweept. Ik heb de koeien in den winter geen honger laten lijden; ik heb de schapen niet in den zomer met hun wol laten loopen."

Vièr. As-ie 't opgaf, bracht-ie niks mee voor de kindren, de blinde, die gisteren gewacht had, vandaag wachtte. De zakdoek op t ijs, trilde zachtjes, de plezierige stuiptrekking echoënd. Tegen vijf, blij met z'n vangst hij had 'r wel twintig, liep-ie de Sarphatistraat door. Daar waren ze nog bezig met 't ruimen. Op gelijke afstanden leien puntige hoopen sneeuw en straatvuil.

Een tweede graf, zoo pas Gedolven naast het uwe in 't groene gras. De kerkhofdeur draait op heur hengsels rond, Een lijkkist, zie! mijn kindren volgen haar.... Wat weent gij toch zoo bitter bij die baar, Mijn kindren! Och, of ge ons aanschouwen kondt Gelijk wij u aanschouwen neen, geen traan Zou vloeien, dan van stille vreugde in God.

Terwijl praatte ze met Heintje: "Nebbiesch de tande plage 'm zoo zìjn kieze zalle 'm zoo plage hij heit aardig de poeperij allemaal groen en groen".... "Da's koperzuur," zei tante Heintje die zelf zes kindren dood had. "Nou! Nou! Klets nou niet! Let op je spel! Strakkies hei je weer allemanspraats as d'r een kien heit!".... Soor werd kwaadaardig.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek