Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 juli 2025


Er gingen meer schaatsenrijders voorbij, luchtig van zwier, met ademgevlucht bij de monden. Dichtbij speelden kindren met 'n slee, loopend in draf, met rinkel-raketting van dansende bellen. En in de verte joelde 't geroep van de menschen in de tentjes die slemp en jenever verkochten.

Maar toen de plaat gonzend op haar neervalt, wordt zijn kracht gebroken door de hoog opgeheven armen van een man. Een man is niet ineengekrompen, maar verhief zich hoog boven de omstanders; een man heeft uit vrijen wil den slag ontvangen om al die anderen te redden. Vrouwen en kindren staan daar ongedeerd. Een man heeft de kracht van dien slag gebroken.

Ik neem de goden tot getuigen van myn trachten, Om myner kindren lot en 't uwe te verzachten. De ridder of de spreker die door de bewoners van Wijnendale uit beleefdheid of medelijden ingelaten werd, bevond zich eerst in een vierkante plaats onder de blauwe hemel.

Zie een volk zijn ban verbreken, 't Springt uit moedloosheid als morgenglans; Aan Waarheid wijdde het zijn staat En Vrijheid leidt het voort, haar maat; Een legioen aaneengesloten broeders, Die Liefde kindren noemt Van andre moeders Zijn ze, zie hoe verwanten magen moorden! Het is de wijnoogst-tijd voor Zonde en Dood. Bloed schuimt als nieuwe wijn zoo rood.

Dragend de kindren liepen zij mee over de brug naar de andere gracht, waar duizenden drongen, kijkend naar d'eenzame straat voor Golconda, die door de agenten schoon was geveegd. De matte glimming der helmen leek 'n hekwerk, weerhoudend het woelig beweeg aan weerszijden. Op het plein was het stil de brug was ontruimd.

Gösta balde de vuist tegen het donkere huis. "Gij kindren der duisternis!" riep hij. "Als hagel en storm hebt ge Gods paradijs verwoest!" Beerencreutz stak zijn hoornen lantaren aan en lichtte er de bewustelooze meê in 't blauwbleeke gezicht. Toen zagen de kavaliers haar gekwetste handen, en de tranen, die in haar wimpers bevroren waren en zij jammerden luid.

Voortaan zullen de vele schoone kindren, Omstrengeld in mijn leven-gevende armen, Alle gewassen, kruipende gedaanten, Insecten regenboog-gevleugeld, vogels, Dieren, visschen en menschlijke gestalten, Die ziekte en pijn mijn droge borst ontzogen Drinkend het gif van wanhoop, van mij krijgen En onderling uitwisselen zoet voedsel.

Nou, terwijl de wind langs de hoeken van 't huis gier-suisde, voelden ze 'n vreemden drang bij mekaar te kruipen. "Zal 'k 't vader gaan vrage?" "Natuurlijk", zei Essie. "En mag Joozep meekomme?" "Nou nee! Mot Joozep dan niet ete, nar van 'n meid!", schreeuwde Suikerpeer. De kamer pufte van 't rumoer. Esther, Meijer, Jaantje, Flippie en Bekkie, de kindren, praatten en kibbelden.

Nooit zong ze daar liefdesliedjes bij. 't Rozeboompje van haar moeder stond in haar venster. Ze gaf het nauwelijks water. Ze hield niet van de bloemen, die kindren der liefde. De bladen waren bestoven; spinnen maakten hun net tusschen de takken, en de knoppen kwamen nooit uit.

Het was een school met duizend van zulke joden-kindjes, waarvan niet één bloeiend, krachtig, levensgezond. Achter de banken stonden een paar bedjes. In een lag 'n moegeworden meisje van 'n jaar of vijf te slapen, het ander was leeg. Alle aandacht van de kindren, ook die van Eleazar, was bij een hoek van het vertrek.

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek