Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 19 juli 2025


En je moeders handen, zijn ze ook zoo zacht Als ze je 's morgens komt wasschen, En de zeep zoo schuimt, en een watervracht Over je rug komt plassen? In mijn bosch woont een nachtegaal. Hebben je kleine muschjes, Die je voeren kunt? Ben je allemaal Broertjes ... broertjes en zusjes? Ik krijg er haast ook een: 't bedje staat klaar, Hebben jullie allemaal bedjes?

Sneeuwwitje was zoo hongerig en dorstig; zij at van ieder bordje een beetje brood en moes, en dronk uit ieder bekertje een dropje wijn; want zij wilde niet van één alles wegnemen. Daarna legde zij zich in een bedje omdat zij zoo moè was, maar de bedjes pasten niet. Het eene was te lang, het andere te kort, maar het zevende was juist goed en daarin bleef zij liggen, zeide haar gebedje en sliep in.

Op een zomerdag ging ze er eindelijk eens toe over, en er vlogen vlinders de kast uit. Haar jurken hingen naast elkaar onder een plank, waarop drie poppen lagen, bij hoepels en een keukentje en de waschkom, die ze altijd gebruikt had. Ze haalden de onderrokken, zoowel als de kousen en de zakdoeken te voorschijn, en eer ze het opnieuw toevouwden, werd alles op de twee bedjes uitgespreid.

Het was een school met duizend van zulke joden-kindjes, waarvan niet één bloeiend, krachtig, levensgezond. Achter de banken stonden een paar bedjes. In een lag 'n moegeworden meisje van 'n jaar of vijf te slapen, het ander was leeg. Alle aandacht van de kindren, ook die van Eleazar, was bij een hoek van het vertrek.

Truus, Mathilde en Suzanne lieten de kinderen uitrazen; daarna verschenen juffrouw Frantzen en de twee andere bonnes, en het jonge goed werd, na boterhammen gegeten te hebben, meêdoogenloos weggevoerd. Mathilde ging eveneens om te zien of haar viertal het goed had in zijn nieuwe bedjes. Zij hadden elkaar den geheelen winter niet gezien en het regende vragen.

Ze rukten de kleinen uit hunne bedjes en brachten ze in eene opene boot, het was een koude nacht, naar de koningsstad. Weinige weken later was het knaapje dood. Men zeide, Psamtik had het jongske doen vermoorden. Het lieve meisje zucht nog heden in een duisteren kerker, verlangende naar ons en naar haar vader.

Er stond een wit gedekt tafeltje, met zeven kleine bordjes, ieder bordje met zijn lepeltje; ook zeven mesjes, zeven vorkjes en zeven kleine bekertjes. Langs den wand stonden zeven bedjes, met sneeuwwitte lakentjes opgemaakt.

Toen kwam zij bij een wildschuur; zij ging er in en vond er een kamertje met zes kleine bedjes, maar zij dorst er zich niet in te leggen, en kroop onder een van de bedjes; op den harden grond wilde zij zoo den nacht doorbrengen. Maar toen de zon zou ondergaan hoorde zij ruischen van vleugels in de lucht, en zes zwanen kwamen het venster ingevlogen.

Daar moesten kleine rozestruikjes midden in de bedjes staan en een krans vergeet-mij-nietjes daarom heen; de groote klaproos, die zich zelf zaait, moest overal opkomen, aan den kant van 't gras en op de paden en er moest een bruin gedroogde grasbank zijn, waar paardebloemen en keizerskroon groeiden op de zitting en op den rug. De oude mevrouw Moraeus bezat van allerlei.

Maar van de »grooteren« waren de meeste wakker; ze lagen te spelen of te lachen en te kraaien in hun bedjes; we mochten gerust naar hen toe gaan, tegen ze praten en ze op den arm nemen. »Ze zijn niets schuw of eenkennig«, zei de dokter, »het zijn al sociale wezentjes, die het heel gezellig vinden als je bij hen komt en je wat met hun bemoeit«. De grootere kinderen, voor zoover ze wakker waren, lagen in hun bedjes met niets dan een kort hemdje zonder mouwen aan, en 't dek heelemaal weggeslagen; je zag hun roze voetjes, hun bloote beentjes en buikjes; de ramen stonden wijd-open, de lekkere zomersche lucht stroomde uit den tuin naar binnen en de kindertjes schenen zich in dat licht- en luchtbad erg behaaglijk te voelen, ze trappelden en lachten en er waren er maar een paar, die even een deuntje huilden.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek