Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 juli 2025
Zal eens wellicht een sombre bouwval treuren, Waar nu de Maasstad tiert? een nieuw geslacht Eens zoeken naar de teekenen dier macht En grootheid, waarvan de overleveringen Nog spreken en nog oude liedren zingen? aldus zuchtte des Amorie van der Hoeven mistroostig bij 't aanschouwen der rivier? En hij eindigde met den tot kracht aansporenden uitroep: Waakt, kindren, waakt!
Door het koude marmer gaan, En door de doffe kleur, zijn droomen: heldre draên, Waarvan de moeders kleedren voor haar kindren weven; De taal is een oneindig Orfeus-lied: Beheerscht haar harmonie, de kunstge, niet Ontelbre vormen en gedachten, anders zonder leven?
Zwartoogige meisjens Beginnen den dans: Hoe gloeien de fakkels Met purperen glans Hoe ruischen de snaren! Hoe davert de grond! Hoe zwieren de paren Al wilder in 't rond! Nu zoeken ze aêmechtig Een plekjen zich uit, Waar 't murmelend windtjen Haar de oogenleên sluit. Daar voeren de droomen, Zoo dartel en vlug, Het harte der kindren Naar 't Zuiden terug.
Een bruin-gebrand gat met vaal-bruine pluizen stiet 'n kartelbrok grauwlooden lucht in 't transparant, waarvoor de kindren, gulzig van handheffing aten. Er was eene zoet-rotte benauwing in de kamer.
Gij kindren van dezen tijd. Ik verlang immers niet, dat iemand deze oude verhalen gelooven zal. 't Zijn immers louter verzinsels en leugens!
Loki verschijnt, bron van al leed Hem vloekt die mensch of Aesir heet, De goden zullen rouwen lang, Om, zelfs nog na der tijden gang, Zijn laag bedrog op Asgardsburg. En diep in Jötun-heim, zoo fel, Zijn Fenrir, Slang en gruw'bre Hel, Zijn kindren drie, Pijn, Zond' en Dood, Hij heeft ze lief en bracht ze groot, Door hen brengt hij der wereld nood.
Aan een lint vier kleine sleutels, Lang geleên met blij gelach Door de kindren opgehangen, Op een sombren regendag. Zie, een naam draagt ieder deksel, Ingegrift voor zeven jaar, Door den vriendelijken makker Van de blijde kinderschaar, Die zijn werk soms even staakte, Om te luistren naar 't refrein Van de zomerregendropplen Tegen 't raam en op 't kozijn.
Mij dacht, gij zoudt in eindloos hooger sfeer Vertoeven; en de kindren ook, als zij Onze aard verlieten; en ik wenschte er bij, U allen, ware 't ook éen enklen keer Na honderd jaar, te ontmoeten; en den Heer Al ware 't éenmaal om de duizend jaar.... 'k Sloeg nog de handen dankende in elkaâr! Wees wel te moê. Met eere neemt Hij aan Al wie Hij aanneemt.
Toèn was 't zoo als nu. De riolen, waarin menschen leefden, de vergane krotten die geld opbrachten, het heele luidloos-rottend ellende-monument der hoofdstad, leverde jéúgd, kindren gedoemd te blijven weeklijks bemildadigd door de hééren, door den rabijn. Triestig keek Eleazar. Rebecca, achter hem, staarde door den kier, zwak op 'm steunend, dan vertrouwlijker toedringend.
Mijntje had vijf centen gries gekookt, schepte uit een roodaarden pan, bediende de kindren, die aten met honger. Ze slurpten de pap, slobberig-zuigend, monden bekwakt met klodders gries.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek