Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 juli 2025


Parijs was toen zoo schoon. Er waren geene heeren, noch hoeren, want die lichtekooie papegaaien zaten saam in Versailles. Er liepen geen prostituees op straat. Er dreven geen lijken meer in de Seine. Er werd niet gestolen en niet gemoord. Men kwam veel menschen met de hoop al tegen op hun gezicht. Het was het eerste windje van dien dag, die eens komt, als alle kindren zullen lachen op de hoeken der straten, en als de kindren ook de menschen lachen. Zal 'k u een teeken van de toekomst zeggen, wat ik toen zag in het oude Parijs? Er waren geen prostituees op straat de lichtekooien in hun roode zijde waren weg. Maar weet ge w

Hoe ik somtijds kan verlangen.... Naar wat mag en moet geschiên, Om laat mij u nógmaals kussen In mijn kindren ú te zien! „Al vlecht ik rozen saâm en lelies, wit en rood, En strooi ze op dien bemosten steen, En pleng mijn tranen.... bidden noch geween Roept mannekrachten uit den dood.

De sprookjes waren afgehandeld; de helden en heldinnen daaruit waren aan hun oogen voorbijgegaan in glans en heerlijkheid. Maar 't handje van 't kind lag nog steeds op de knie van de oude vrouw en ze streek over den zijden rok, die aardige zij, die kraakte en soms piepte als een vogeltje. In die beweging lag een verzoek. Want ze hoorde tot die kindren, die nooit in woorden om iets vragen.

Mond open, sliep zij in den leunstoel, handen verzakt naar den schoot. Het was bijna geheel scheemring. Op de morsige plaats speelden kindren wier vroolijk geraas door de kierende deur watelde. Het hoofd van de oude vrouw, weggeknikkeld in slaap, leunde achterover, halsplooien in strakheid gerekt.

Later was de Hond meer gewild, minder schoon van teekening en ook van geringer dekoratieve waarde. Het rijmpje luidt: Ziet, kindren lief, deez' trouwe hond Wacht zeker, tot zijn meester komt.

"Draai 'm over zijn kop!", schreeuwde Poddy weer. "Hoe ken men zien wad-de kop en wad-de togus is?" , gijnde Suikerpeer. Met viel de la uit de tafel, wat zoo'n smak gaf dat Essie en Mijntje en de kindren op 't portaaltje te hoop drongen. "Nah! Nou zeg 'k niks meer! Hij heit z'n zin!", gromde Poddy. "Hoe ken men zoo verstopt, zoo stom zijn", begon Essie te verwijten.

Voer een zachte schok Niet eensklaps als een huivring door uw leên? En zeeg daar niet een nachtfloers om u heen, Dat d'aanblik uwer kindren u onttrok? Ik stierf!.... O Heer van levenden en doôn. Ik dank U op mijn knieën, dat ge aan mij Uw wonder hebt volbracht, zoo groot, zoo schoon, Dat ik, ook ik O Heer! hoe goed zijt Gij! Niet sterven slechts, maar zálig sterven mocht!

In volgende bundels hopen wij op dezelfde wijze weer werk van anderen te vereenigen. O liefde, liefde, die als lijden zijt, Rijs in mijn oog met iedren nieuwen dag, Dat ik de wereld en haar kindren mag Zien in uw licht, een kind dat u belijd.

Van het dagen Tuurt hij soms tot 's avonds duister: O van gele bijen ruischt er 't Bloesemen der klimophagen, 't Gouden zonlicht hoogt hun luister, 't Weergekaatste door het meer; Wat hij ziet, hij weet het niet, Maar herschept het in zijn lied Tot gestalten werklijk, méer Dan de mensch die levend heet: Kindren der Onsterflijkheid.

Daarop borden en glaswerk, roodkoperen dingen in dofrood gevlam. Den rand van den schoorsteen, terzij van de bedstee, had Mijntje belegd met repen behangsel en ook daarin roofdier-tanden geknipt, lauw nu ombollend door de warmte der kamer. Op den grond, bij de koperen kachel, lagen de kindren, Meijer vooraan, die wakker nog was.

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek