Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 17 mei 2025


Een vuurstorm van vervoerende gedachten een woord vol flonkerende majesteit verlicht opnieuw de scheemring mijner nachten en breekt des leevens vale eenvormigheid. Waar is een tweede woord als dit ontvaren aan menschenmond, in al der menschheid jaren?

De Pool in nijdig geproest wuifde de handen afwerend, reikte de loep aan den achtersten jood, geel met zwart-klevenden snor. Zes handen leien bleek-wiegend op tafel, duimen opwaarts gekromd. Het papierbrokje in 't midden. En wéer was de stilte van aandacht, bij het bespieden der loep. Het licht witte kil op de hokking der hoofden, op de rompen in scheemring.

Zooals een vuurge bloem, diep in de scheemring van een kamer, waar niets anders is, bloeit, vuurrood zoo groeide zij in de gedachte. En zij verhief zich, en trok zich zacht uit, het kleine dasje en haar wol'ge jak, en rok en broek en kousen. En haar hemd trok zij over haar hoofd en armen heen. En zij bleef nog wat denken in de scheemring onder de zoldring.

Mond open, sliep zij in den leunstoel, handen verzakt naar den schoot. Het was bijna geheel scheemring. Op de morsige plaats speelden kindren wier vroolijk geraas door de kierende deur watelde. Het hoofd van de oude vrouw, weggeknikkeld in slaap, leunde achterover, halsplooien in strakheid gerekt.

Het licht van het brokje hemel, benêe tot scheemring geloomd, was als een wikkel van laat-killen Novemberdag, bleeken wasemschijn stollend om het wit van de hoofden, de handen, de blootwoelde beentjes van Moosje.

Door de’ akker ging een mensch en lachte, daar Hij weder hoorde èn spot èn smaad beginnen, En sprak: „Als deze wordt gij al te gaêr.” De purpren scheemring houdt den burcht omvangen, De glimvlieg glanst in ’t mos der muur en blauwt, En met een gloed van liefde op rozewangen, Schenkt zij den scheidenskus aan ’t puin, dat grauwt.

En de mannen beperkt, en al de gaven beperkt tot de armen, beenen en vuisten, en nog wat anders waaraan men niet denkt. Er gonsde een grijze scheemring om haar heen, en 't leek zoo of zoo was de eeuwigheid. "Als wij samen zijn, o allen te zamen, mannen en vrouwen proletariërs, zijn wij meester van 't al. Dat is de taak eindloos voor mij, maar er moet aan begonnen."

De dekzeilen der karretjes en kramen huifden als schouwen, glimmrend van lakglans en er langs henen schoof 't geduik en gedribbel van petten, het dobbrend gewieg van wijkende, voortzwemmende parapluies. Nauw was de straat. Huizen stonden in lodder van scheemring, maagre, onbuikige huizen, slaaprig als moe-gebabbelde, gapende buren met kurk-kinnebakjes en kwijnende oogjes in taanvel.

Tante Reggie, recht voor de glimmen der koperen kachel, wier glanzende ballen het donker doorkolden als manen in randen van bloed, had een gelaat van nog even bevlamd donkergeel, geel van 'n foliant in scheemring ook 'r hand, gekromd om stilliggend Moosje, scheurde het zwart zwakjens op.

'k Hoor dan vroeg den leeuwrik zingen Op zijn hooge sterrenwacht, Tot hij uit den schoot der Nacht Eindlijk d' Ochtend op doet springen; 'k Buig, de trage scheemring moê, Uit mijn venster mij voorover, 'k Roep, door roze- en wingertlover, De Aard mijn: "goede morgen!" toe: Middlerwijl, met kam en sporen Prijkende, onder fieren tred, 't Haantjen, dat de kim ziet gloren, 't Laatste donker wegtrompet, Om zijn hongrende sultanen Naar de schuur een weg te banen.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek