United States or Brazil ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het is een eenzaam, arendsjong, dat schouwend in peilloos blauw, de stramme vlerken rekt en eindlijk, innerlijken drang betrouwend, den greet'gen hals ver van den rotskant strekt en stort zich vreesloos in de ruime sfeeren om d'eigen nooit-beproefde macht te leeren.

Eindlijk zwijgen alle tongen; En, na de ernstige avondbeê, Zoekt nu elk zijn legersteê, Straks door 't windtje' in slaap gezongen. Dan weêr trekt de Stad ons meê, Met haar torens en haar wallen, En 't gewoel der duizendtallen, De eindelooze menschenzee!

Zij!... Zij!... Hij wou haar noemen bij haar naam, maar kon niet.... 't Werd enkel een gerekte a-klank, dien hij uitbracht ... "Ja, Paul!... ik ben het," hijgde zij, "o! goddank dat je daar eindlijk bent!... ik heb zoo vreeslijk lang gezocht ... zoo vrééselijk lang!..."

Hij zag de hei niet, noch het dorp, het verre bosch, de hemel, noch de zon, hij liep maar in een koortsdrang naar beweging. Maar eindlijk viel hij hijgend neer, zat op een heuveltje, een heide-bobbel, waar naast een kleine, zwarte poel met vaal-geel, armelijk riet, een stil moerasje lag, zwaarmoedig in het volle middaglicht.

Toen zweeg hij, zwegen ze allemaal, kon ze eindlijk weer gaan probeeren door aandacht-naar-binnen-gewend tot klaarheid en kalmte te komen. Ze hield zich alsof ze oplettend keek naar het lichte tooneel, waar menschen bewogen in kleurige kleeren uit vroegere tijden meer wist ze er niet van....

Doch eindlijk trof 't geruisch van Arbals reuzendrom Den Hemel, en ook ons in 't stoorloost onzer dreven.

Gij spiegel van d' Oneindige! mijn oog Zoekt vruchteloos op uw onmeetbre stroomen Een plekjen waar het eindlijk rusten moog': Zij weemlen voort, wijd, boômloos, zonder zoomen, Tot mijn gedachte in doffe duizeling Ter nederzinkt. Toch houdt uw tooverkring Haar vast. Ze ontwaakt en zweeft weêr op uw baren, En stroomt met die al verder, en daar blauwt Geen grenspaal op.

Die bodem is den hemeltempel waard, En bootst de starren van zijn koepelwelven Met mozaïk van bloemen na!.... Schoone Aard, Hoe lokt gij hier den hoogen hemel-zelven Ter neder, tot hij altijd teêrder blauwt, En eindlijk wegsmelt in uw levend emeraud!

O! z'n werk, zijn kunst!... Z'n gansche wereld, heel zijn leven zou 't weer zijn voortaan... 't Zou dan toch eindlijk worden wat hij altijd wou, een zuivere spiegel van zijn ziel-en-de-natuur...; die samen één...; er was geen grens.... Want de natuur, de dingen buiten....

Toen hij haar eindlijk vroeg was ze verward, toch nog overvallen, vroeg uitstel vaneen week.... Hij had loom-verslagen gebaren, sprak woorden van echte teleurstelling, kreeg groote tranen in z'n oogen, die stonden kinderlijk-oprecht-treurig, en bijna had ze dadelijk weer van het uitstel afgezien en toegestemd.