United States or Chad ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daar zit de schone Dolette bij het venster en leest in een boek, maar haar gedachten zijn er niet bij, zij denkt aan haar Doon die ver weg getrokken is, naar 't een of ander toernooi. En nu komt juist het bericht dat hij gevallen is; zij neemt terstond het boetekleed aan en wijdt zich aan het nonnenleven.

Wees in 't bont bivak der waereld, Wees in 's levens worstelperk, Niet als slachtvee, dom en weêrloos, Maar als helden, fier en sterk! Bouw niet op de schoone Toekomst: 't Dood verleên begraav' zijn doôn! Zwoeg en ploeg in 't levend Heden, En verwacht van God de kroon!

Hoe dringt door mijn granieten lichaam zij; Door wortels dicht-vervlochten en vertreden klei Tot in het fijnst gebloemt en 't uiterste gebladert; Winden en wolken maakt zij tot haar woon, Een leven wekt ze in de vergeten doôn: Een ziel wordt uit hun zwartste holen opgeädemd; En als een storm met wervelwind en donder Splijtend zijn wolkenkerker, rees ze o wonder!

Misschien kende hij ook Nederlandsche bewerkingen der romans van Foulque de Candie en van Karel en Galie, welke laatste ons in eene Nederduitsche omwerking in den Karlmeinet is bekend gebleven. Of de vrije bewerking van den Aiol, de Doon de Mayence, de Gwidekijn van Sassen tot dienzelfden tijd behooren, of eer in de tweede helft der 13de eeuw moeten geplaatst worden?

Stapels doôn Staan, als in 't barre duin de heuvels, opgeheven. 't Gestalde en lillend bloed, waarin de voeten kleven, Verbreidt zich als een meir by zwellend springgetij', En kent noch peil noch boord, maar streeft zich steeds voorby.

't Zijn Jupiters honden die hij met krijten En bloed verzaadt, zij bezweven de' orkaan, Wen zijn raadren op zwaavlige wolken gaan, En de grenzen der hemelen splijten. Of van de ijle doôn zij gezonden zijn, Zich te voeden met nieuwe pijn? De Titan ziet als steeds vast, niet hoovaardig. Ha! ik ruik leven! Laat mij in zijn oog maar zien!

Voer een zachte schok Niet eensklaps als een huivring door uw leên? En zeeg daar niet een nachtfloers om u heen, Dat d'aanblik uwer kindren u onttrok? Ik stierf!.... O Heer van levenden en doôn. Ik dank U op mijn knieën, dat ge aan mij Uw wonder hebt volbracht, zoo groot, zoo schoon, Dat ik, ook ik O Heer! hoe goed zijt Gij! Niet sterven slechts, maar zálig sterven mocht!

Wat vreugde geeft den arm die 't oorlogswapen zwaait, Een tas van dooden, in verwoedheid afgemaaid, Voor broedren bloed gekocht! Gaat echter, viert dees dag met jubel, met gezangen! 'k Bestemme 't. Laat de doôn uw dank, hun recht, ontfangen! De huppelende tred der maagden streele 't hart! Voor my, mijn boezem voelt niet anders dan zijn smart.

Want de schuld Die mij vervult, Wilt Gij in de reine plasschen Van Uw zoenbloed wasschen! 'k Zal het nooit doorgronden, Hoe Gij, zonder zonden, "Eli, Eli!" zucht. 'k Zie den hemel tanen In een floers van tranen, En de zonne vlucht! 'k Zie de doôn Hun graf ontvloôn; Van de ellend, die U weêrvaarde, Brak het hart der aarde! Sterke Boeienslaker! Trouwe Zaligmaker! Groote Immanuël!

Dood zal de laatste omhelzing zijn van haar Die 't leven dat zij schonk herneemt: een moeder Die spreekt, haar kind omarmend: "Blijf thans bij me." O moeder! waartoe noemt den naam des doods gij? Houden zij op te lieven, te bewegen, Te ademen en te spreken, zij die sterven? Wat zou het baten of 'k u antwoord gaf? Gij zijt onsterflijk, en dees taal verstaan Enkel de doôn die nooit iets mededeelen.