Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 22 mei 2025


Met uw straffende hand en drukt ons niet altoos, Gij kent onz' zwakheid teêr, en onz' nature broos, Wij zijn toch aarde en stof, wij hebben niet te roemen, Wij zijn niet anders dan vergankelijke bloemen; Als gij het stralig licht uws aanschijns van ons wendt, Zoo zijn wij arm en zwak, vol kommer en ellend'. Ziet, hoe ons Gozen, laas! van droefheid overvloeit , Hoe ons Farao heeft geketent en geboeid , Wij zijn 't rookende vlas, wij zijn 't gekrookte riet, Een ander eenen vloek, ons zelven een verdriet!

Of bijten we ons de tong af en doorleven In stom gebaar des levens droeve rest? Wat doen wij? Spreekt! laat ons, die tongen rijk zijn, Een schrander plan van verd're ellend ontwerpen, Opdat we een wonder zijn voor laat'ren tijd. LUCIUS. Mijn vader, stuit uw tranen; bij ons wee, Zie, hoe mijn arme zuster snikt en schreit. MARCUS. Stil, lieve nicht; gij, Titus, droog uw oogen.

Zij blijven liever hier en verdragen alles, wanneer zij maar kunnen schacheren en woekeren. Voor elke beleediging hun aangedaan, nemen zij revanche door eenige percenten meer te nemen. Ziedaar hunne ellendige wraak! eindigde zij, schamper lachende. Mijn God, zeide de kapitein, hoe is het mogelijk, wat ellend... vergeef mij, ik wilde zeggen, wat deemoedig volk.

Deze arme rechterhand Bleef mij alleen om op mijn borst te woeden; En als mijn hart, waanzinnig van ellend, Bonst in den hollen kerker van mijn vleesch, Dan sla ik zoo het neer.

Dit is 't verhaal van Philomela's jammer, Van Tereus' boos verraad en vrouweschennis; In schennis, vrees ik, wortelt uw ellend'. MARCUS. Zie, broeder, zie, hoe ze op die bladen tuurt! TITUS. Lavinia, heeft men u zoo overvallen, Geschonden en gekrenkt als Philomela, In 't onbarmhartig, groot en donker woud? Zie, zie!

Want de schuld Die mij vervult, Wilt Gij in de reine plasschen Van Uw zoenbloed wasschen! 'k Zal het nooit doorgronden, Hoe Gij, zonder zonden, "Eli, Eli!" zucht. 'k Zie den hemel tanen In een floers van tranen, En de zonne vlucht! 'k Zie de doôn Hun graf ontvloôn; Van de ellend, die U weêrvaarde, Brak het hart der aarde! Sterke Boeienslaker! Trouwe Zaligmaker! Groote Immanuël!

'k Dacht op aard Zoo vaak: als ik den Hemel maar begroet, Als maar de groote ellend mij wordt gespaard, Dat ik met 's Heeren haatren leven moet! Ontsluit zich maar des Hemels lichtgordijn, Ik wil er gaarne een dorpelwachter zijn.

Neen, ondanks dat duizenden menschen vallen, ondanks het lage loon, den kinderarbeid, den vroegen dood van ons allen, ondanks dat 't fijne lichaam onzer schoone vrouw, het breeklijk lichaam der jonge arbeiders gebroken wordt bij duizenden, ondanks moreel' en physische ellend', ondanks achteruitgang en slavernij, ondanks werkloosheid, zwerven, onzeker bestaan, bloedloosheid van hoofd, angst om ons hart vaak, armoed van bloed in vleesch en in oogen, gele voeten, geel gezicht, arme ooren en oogen maakt de Arbeid, Onze Eigenschap, ons één.

Ben ik niet zoo in gunst als gij, niet zoo Door liefde omringd, hebt gij geluk, maar ik De ellend van onbemind te minnen, 't moest Veeleer uw meêlij wekken, niet uw smaad. HERMIA. Ik weet, begrijp niet, wat gij hiermee meent.

Dáár fluisterden zijn reisgezellen, En trager werd de vaart der praauw; Wat nieuwe ellend moest hij zich spellen? Hen scheen een folt'rende angst te kwellen; Maar wat wat bragt hen dus in 't nauw? Al heerschte aan 't strand maar stilte en schaâuw, Toch neigden zij ten golven de ooren, Toch weêrlichtte op 't verschiet hun blik, Een wijle drijvens dubb'le schrik!

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek