Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 26 juni 2025


»Sints dees dag aan 't oosten lichtte, toeft een vreemde op 't slot als gast En mijn pols krimpt wech van vreeze, waar zijn aanblik my verrast. Zeven knechten, even somber als hun meester, naar den schijn, Hangen zwijgend aan zijn wenken; hy mag wel de Boze zijn!"... En een huivring van verschrikking greep den vreemden zanger aan. Blaauw scheen hem het zwijmend maanlicht in de dorre lindelaan.

Groot-staar-oogend naar de deur, met een kille huivring over rug en nek, trok ze de dekens op, met beide handen, tot om haar keel, die brandend pijn deed....

Er schorde een regen zoo vinnig, zoo knetter-scherend van striemslag dat de bladerlooze, angstige boomen, op zij van den weg, schreeuwende bogen, krakend in huivring, zwart en snijdend naar één richting. In de handen der dragers rukten de parapluies, flapperend , één, door den wind gegrepen, knerste om, baleinen verwrikt tot een kegel met wild-floepend doek. Er was geen mensch in de straat.

Maar Annie liet zich, zóó als ze was, op haar bed neervallen, om te huilen ... om uit te huilen ... het hoofd in haar kussen.... Zoo lag ze daar, uren, en vond ze zich-zelf in den killen morgen, met huivring ontwakend.... Had ze geslapen?... O! slapen was goed; gauw weer terug in den slaap!... En ze deed alleen haar japon en corset uit, en 't haar los, ging toen weer in bed en sliep een zoet-verdoovenden slaap tot Neeltje op de deur kwam kloppen.... Negen uur!

Gij moet het maar eens lezen, in het zevende tafreel; ook die mooie regels: »God is goed en groot« herhalen Alle heuvlen met hun dalen; Alle bergen die daar staan Als voor de eeuwigheid geschapen, Aan wier borst de wolken slapen; Aan wier voet, gelijk de blaân, Volken komen en vergaan; 's Heeren stem is op de waatren, Die Hij van Zijn vingertop Sprenkelde als een regendrop, En, wanneer de diepten schaatren, 't Bliksemvuur de wolken deelt, En de zee heur psalmen speelt Onder 't loeiend onweerklaatren, Dan ontblooten zelfs Gods haatren Met een huivring 't schennig hoofd; En de twijfelaar gelooft!

Vrees niet: die huivring zal niet duren, De Titan is niet overmand. Maar zie omhoog waar door de azuren Spleet van dien sneeuwtop scherp-getand, Op hellende winden tredend zijn voet In gouden sandaal hij straalt Onder veeren gekleurd in purpergloed Ivoor gelijk door een roos bebloed Een Gedaante daalt, Uit zijn rechterhand oprijzend blinkt Een staf door een slang omkringd.

Voer een zachte schok Niet eensklaps als een huivring door uw leên? En zeeg daar niet een nachtfloers om u heen, Dat d'aanblik uwer kindren u onttrok? Ik stierf!.... O Heer van levenden en doôn. Ik dank U op mijn knieën, dat ge aan mij Uw wonder hebt volbracht, zoo groot, zoo schoon, Dat ik, ook ik O Heer! hoe goed zijt Gij! Niet sterven slechts, maar zálig sterven mocht!

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek