United States or Ukraine ? Vote for the TOP Country of the Week !


Aan de zij der teedre Jonkvrouw, wie nu 't waereldsch haast ontging, Zit de gast van d' Ammersode, zit de sombre vreemdeling. Ravenzwarte lokken rollen langs zijn bleeke wangen heen; Ravenzwarte wimpers zoomen zijner donkere oogen leên; Ravenzwarte knevels dekken 't plooien van zijn bleeken mond. Affaytadies wapen voert hy maar wie zegt het met wat grond?

Als een wit vlinderken ging 't welgemoed in zachte fladdervlucht door donker dal, en zocht met vagen schijn een stellig goed: Uw licht, Uw zoetheid ooveral, totdat het door de sombre denne-stammen, den vrijen, hoogen heemel weer zag vlammen. Hier zijn mijn oogen, ach, zoo blind! zoo blind!

Haar tranen vloeien in stilte op de koude grond harer gevangenis; zij klaagt de Hemel haar droefheid; zij roept u, mijn vader, zij roept ons allen om lafenis en wie antwoordt haar? De sombre weergalm der onderaardse kuilen van het Louvre! Ziet gij ze niet, bleek als de dood zwak en mager als een stervende bloem, met haar armen tot God hoort gij ze niet, die roept: o mijn vader, mijn broeders!

Affaytadi, Affaytadi!..... hebt gy ook mijn rust vermoord Geef my d' eed van trouwe weder, 't onbedachte kinderwoord!" »'t Is te laat thands, Ada!" ruischte weer zijn sombre fluisterstem: »By het welzijn van drie zielen! houdt ge uw eed of breekt ge hem? Laadt ge een eeuwigheid van jammer op 't onschuldig ouderhoofd Of bewijst ge een Affaytadi, wat ge een vondling hebt beloofd?"

De bergen gingen schuil en er ontstonden sombre wolkvormen booven 't glanzig meer; die dreeven weiflend, wentlend heen en weer, stormden dan opwaarts, dreigden en verzwonden. Wit schuim werd zichtbaar op het staalblauw vlak en de seréniteit der wouden brak!

Hy zinkt gevoelloos, en zijn voorhoofd toont, verbleekt, De Heldenfierheid nog, in 't bruischend hart gekweekt. Thands schijnt een sombre schrik het vorstlijk lijk te omzweven. 't Zwijgt al. Men hoort geluid noch 't minst geritsel geven. Het leger blijft versteend en starende op den grond, Of rolt een aaklig oog door al de benden rond.

Dán treedt een sleep die hallen binnen Van Edelvrouwen, jonk en schoon, Van Ridders, vurig in 't beminnen, Van Knapen, vrij en hoofsch van zinnen, En Minstreels, die den zang beginnen Voor Vrouwengunst en Minneloon! Waar is uw luister heêngevaren, En, sombre Puinhoop, wáar uw praal?

Zal eens wellicht een sombre bouwval treuren, Waar nu de Maasstad tiert? een nieuw geslacht Eens zoeken naar de teekenen dier macht En grootheid, waarvan de overleveringen Nog spreken en nog oude liedren zingen? aldus zuchtte des Amorie van der Hoeven mistroostig bij 't aanschouwen der rivier? En hij eindigde met den tot kracht aansporenden uitroep: Waakt, kindren, waakt!

In zijn sombre woede, bracht hij de bijl die hij droeg, aan zijn mond, en beet als een razende met zulke kracht in de hecht dat een stuk houts van de zelve tussen zijn tanden bleef; maar dit gevaarlijk wapen werd hem spoedig ontnomen. Deconinck gebood de gezellen dat zij in orde naar hun werk zouden terugkeren, totdat een bevel hen te wapen roepen zoude.

ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Verbaasd, misschien verdwaasd; ik weet niet recht. LUCIANA. Zwak moet uw oog zijn, dat u zoo doet dwalen. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Wijl 't, schoone zon! gestaard heeft in uw stralen. LUCIANA. Blik waar 't behoort, en 't oog herwint zijn kracht. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Zou 'k turen, mijn geliefde, in sombre nacht? LUCIANA. Geliefde, zegt gij? noem mijn zuster zoo.