Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 29 juni 2025
Zijn vaalzwart, maar flikkerend oog als een star, Is zeker een teeken van onheil en plagen. Weldra komt een aaklig, naar galmend geschreeuw De rust der ontwakende Weertenaars storen ...." De aanval op den rog wordt op geestige wijze aldus geteekend: "Jan, steek!" riep een vrouw, die het venster uitkeek.
Zij bemerkten welhaast dat zij zich hadden bedrogen, want het gevaarte dat het stof in de lucht dreef, ging zonder orde voort: er liepen vrouwen en kinderen in menigte door elkander. De vrouwen maakten een aaklig gebaar van weeklachten, rondom een draagkoets die door mannen werd aangebracht.
Een sterk gewapende wacht, die alle twee uren afgelost werd, omringde het strijdperk en waakte voor de veiligheid gedurende den nacht. Gelijk een raaf, wiens aaklig schor gekras, Den veegen kranke 't naadrend eind voorspelt, En in de schaduw van den stillen nacht Besmetting van de vale vlerken schudt; Zoo snelt ook de arme Barrabas getergd, Met helsche vloeken op dees Christen aan.
Ook de maan was aldaar niet zichtbaar, want zy was zoo verr' niet vooruitgeschoten dat zy op dit deel eenig licht had kunnen werpen, zijnde haar duister gedeelte derwaart gekeerd, en zij in haar parahelischen halven cirkel. De duisternis was dus aaklig. Ik zag nu de starren flikkeren en herkende hare beelden; maar alles was niet te min vreemd voor my daar de Noordpool my faalde.
O, hoe eenzaam en verlaten, Ik gevoel geen angst of nood, Mag ik maar in stilte peinzen Aan hun leven, aan hun dood! Van hier, van hier, Naargeestigheid! Gij kind uit Cerberus en Middernacht geboren, Waar de Acheron zijn schaduw spreidt, Bij aaklig spookgebroed en doodsche geestenkooren!
Neen, scheppe uw blik hun troost by 't aaklig stervensbed. En luike uw hand hun oog naar de ouderlijke wet! Of, zoo mijn zuchtend hart een zoeter hoop mag voedsteren.... Maar neen, voldoet Natuur, met lijdenden te koesteren! Dees plicht moet heilig zijn, ook boven 't Vaderland: Dit moog verloren gaan, de menschlijkheid houdt stand. My roept en huwlijksband en koningsplicht te gader, Vaartwel!"
De stemmen der beenhouwers mengden zich in een aaklig gehuil, en driemaal verlengde zich het holle woord "dood!" Als de zucht die uit de boezem van de zwangere afgrond opstijgt. "Tot de dood!" was de roep welke uit zevenhonderd gloeiende borsten opklom, en die bloedige eed versmoorde tussen het naar gekrijs der slachtbijlen welke op de stalen priem werden geslepen.
De zwervers van het West, die lynx en vossen jagen, De koordpees spannen, en in 't afgaan van den boog Den pijl bestieren met het halfgenepen oog; De herders, die den wolf op d' esschen staf verwachten; De bouwlièn, die door 't staal haars moeders schoot verkrachten; En zy, wie, naast aan 't Zuid, van 't golvend meir besproeid, De zeewind blakert en het lichaam samenschroeit; Met die den Hiddekel, waar hy in dorre heiden Zijn stroomen rugwaart perst, door 't aaklig vlak geleiden; Die allen dagvaart thands zijn dwingend Rijksbevel.
In dit uiterst ogenblik, in dit aaklig stervensuur herinnerde De Mortenay zich de woorden en de belofte van Deconinck; hij was blijde dat hij de Landvoogd nog redden kon en riep: "Ik ben De Mortenay, men late mij door!" De Klauwaards lieten hem met eerbied doorgaan en hinderden hem geenszins.
Hy zinkt gevoelloos, en zijn voorhoofd toont, verbleekt, De Heldenfierheid nog, in 't bruischend hart gekweekt. Thands schijnt een sombre schrik het vorstlijk lijk te omzweven. 't Zwijgt al. Men hoort geluid noch 't minst geritsel geven. Het leger blijft versteend en starende op den grond, Of rolt een aaklig oog door al de benden rond.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek