United States or San Marino ? Vote for the TOP Country of the Week !


Mijn Lied, ik weet, wanneer ge mij verlaat, Zult ge op uw dool tot vele vrouwen spreken. Maak, dat ze in u, die 'k zoo schoon op mocht kweeken, Der Liefde jonge en teedre dochter zien. Wilt, waar ge ook zijt en waar ge ook henen gaat, "Wijst mij den weg tot h

"Ja, vaak doet ons de dichter weenen," merkte Holstaff aan; "althans zoo is het mij dikwijls gegaan, wanneer ik in den avond ronddwaalde, met mijn lievelings-auteur in de hand, terwijl ik, door het zachte maanlicht beschenen, nog eens de regelen van Eduard aan de Maan nalas, die mij anders toch ook wel in het geheugen gegrift waren: "Teedre maan! gij kunt mijn hart Nimmer weêr bekoren Teedre maan! uw vriendlijk schoon Is voor mij verloren!"

De ééne hand reikt in handgreep de ander, een voet raakt voet, een rug raakt rug, dan keeren ze even om tusschen hun deelmachines: Was 't zijn lijf of was 't mijn lijf dat het deed, was het haar zachte heup, haar teedre oog, was het mijn jas of haar jurk dat mij raakte. Neen, 't was de hand van onze kleine zoontje, dat daar staat en vlug met zijn vingers voedt het bijtend welgeolied vlugge staal.

Het tweede gedeelte begint hier: "Veel vrouwen....", het derde hier: "Nu hoort...." O lage Dood! vijand der teedre harten, Oervader aller smarten, Doemsprake wreed en onafwentelbaar! Nu 'k met een hart van zorg en weedom zwaar, Droef-peinzend ommewaar, Blijve in uw blaam mijn tong vermoeinis tarten!

Doch heden, welzeker! wie zou er in zijn plaats niet fiksch en blij zijn; blij vooral dewijl het de feestdag is van een vrouwtje: Als een gazelle rank; Als teedre lelies blank; Met kluistrend alvermogen In haar blij lachende oogen; En in haar rozenmond Die hem haar min verkondt: Een hemelsch reinen klank! O Eva mijn engel!

Maar teedre Zilfa zag, in mijmering verzonken, Met angstig voorgevoel den ochtend doorgeblonken, En peinsde op 't geen zy-zelv' 't geen Segol, in de nacht Gezien had, zoo vol schriks en siddrings doorgebracht. Nu schijnt haar woede en moord als voor 't gezicht te spelen! Dan ziet ze, als in een droom, zich-zelv' voor 't outer kelen! Dan weêr den donder, die haar Egâ 't hoofd verplet!

Het boomloof wordt bewogen, Een adem, als een wind, met leliegeur bevracht, Omfladdert ze en hergeeft haar de uitgeputte kracht. Een zachte en teedre stem, gevoeliger voor 't harte Dan merkbaar voor het oor, sprak: "Smoor uw boezemsmarte, Wees kalm, Elpine: uw lot verandert. Wees gedwee, Ik waak, ik zweve om u: ik, oorzaak van uw wee." Ze ontzet.

"Bets", die naam is niet bestoven, Daarvoor zorgt een teedre hand. Alles wat haar toebehoorde Houden wij in waarde; want Z' is niet langer in ons midden, En toen God haar tot zich nam Bergden wij hier al haar schatten Tot een "in memoriam." 't Mutsje, 't laatst door haar gedragen, En haar kleine zilveren schel, Haar geliefkoosd schilderijtje, En haar solitaire-spel.

De kinderen zingen, op half klagenden toon, een lied, waarvan elk kouplet eindigt met dit refrein: Goede vaders, teedre moeders, Schenkt ons, armen, brood. En deze bede blijft nimmer onverhoord: de arme pelgrim, die, biddende om brood, aan de deur der woning aanklopt of voor het venster stilstaat, zou immers wel een engel, een Godsgezant kunnen zijn?

dat door de zwarte bladerschimmen kijkt en met haar vaag beweegen komt en wijkt. Ik ga door looverlied en sterreschijn blij en gerust. Ook in mijn kleine brein worden nu teedre liedekens gebooren die 'k liefst mijn teeder lief wou laten hooren. De wind die 't nachtland als een harpe streelt in maatgang met mijn stille liedjens speelt.