Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 6 juni 2025


Terwijl praatte ze met Heintje: "Nebbiesch de tande plage 'm zoo zìjn kieze zalle 'm zoo plage hij heit aardig de poeperij allemaal groen en groen".... "Da's koperzuur," zei tante Heintje die zelf zes kindren dood had. "Nou! Nou! Klets nou niet! Let op je spel! Strakkies hei je weer allemanspraats as d'r een kien heit!".... Soor werd kwaadaardig.

Maar naar mijn oordeel is dit onbedacht gesproken. Zijn Sodom en Gomorra niet om hare misdaad en zonde ten onder gegaan? Daarom laat ons de zonde altijd vlieden en mijden, opdat ons de plage mede niet over het hoofd kome! Colevelt zegt mede, dat men, door het bedijken der Meer, het grootste deel van de meervisch zal verliezen!

En als dan eindelijk de regen nederdruppelt en de dorstige akker wordt mildelijk verzadigd, dan dankt Gods kind ook voor dien akker, dat de Heere er de plage van wegnam. En als de redding gekomen is, juicht met den juichenden priester alle boom des velds voor het aangezicht des Heeren HEEREN. Hierin nu is het beeld van den zondaar.

Die natuur is er om den mensch; als Adam valt, gaat de vloek ook over de natuur uit; al het schepsel zucht, verwachtende de openbaring van de heerlijkheid der kinderen Gods; en eerst als de heerlijkheid eens voor Gods kinderen ingaat, komt ook die natuur weer van onder haar plage uit.

Altijd, dan werde z'en ooge wat anders.... Och maar malligheid! 't Zou um 'en zorg zijn, of zij 'en kennis in Amerika had.... nee, ze had et gezeid om te plage.... Waarom had hij ook geplaagd met 'er boordje....

Een plage, door menschen ons aangedaan, maar die komt uit Gods hand. Door Hem over ons beschikt. In zijn wijsheid voor ons noodig gekeurd. En de vrage is maar, hoe 's Heeren volk onder dien druk van het ongoedertieren volk verkeert. Het mag er tegen bidden.

Zoo leeft die mensch in het leven van dien akker in; voelt voor dien akker, wat die akker zelf niet voelen kan; spreekt zoo uit, dat het land dorst, al weet het zelf van dorsten niets af; en straks bidt nu die mensch, zoo hij wél bidt, om wegneming van die plage ook voor dien akker.

Maer grijpt eerst desen gast, die eerst soo moedigh* sprack, Hy is de rechte gront van al het ongemack. 1060 Hier vanght den rechter aen den ridder seer te schelden, Hy noemt het heydens volck een plage van de velden, Een peste van de stadt, een schroom* van yder huys, Een schuym van bouve-jacht* en alle vuyl gespuys.

Wel heeft het gebrek aan water, aan vocht, aan levenssap. Ook kan het alleen door water, dat er op gesproeid wordt, weer groen gras doen uitspruiten. Maar zelf heeft het hier geen kennis van. Het heeft geen bewustzijn. Een akker is dood en kent zijn eigen plage niet.

Een hartstocht, die, pas verzadigd, straks opnieuw om voedsel vraagt, en eigenlijk nooit verzadigd, nu reeds zestig eeuwen gebrand heeft, van Kaïns nijd tot op den schimp, waaraan thans nog 's Heeren volk is blootgesteld. Dit is een plage voor Gods volk. Een levensplaag, die hen vervolgt tot aan hun graf, en die soms na hun dood nog knaagt aan hun nagedachtenis.

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek