United States or South Africa ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij, wel-verlegen en angstig, zat in dubbele luistring, ongerust over Dovid en Soor die naar het station waren gegaan, misschien bleven wachten op volgenden trein. Dat zei ze telkens weer, tèlkens, met aarzlende tastende stem.

Bezig de kinderen, die pas gekrijscht en gevochten hadden, stil te houden, knikte Eleazar. As-ie 't tegendeel zei, zwaar-op-de-hand ging beweren, kreeg-ie 'n heibel als dien avond bij Soor. "Je doeit 't", zei Suikerpeer: "omdat je anders krom ken legge van honger as 'k je weer hei te vloeke, wensch 'k je blare van-de-sneeuw". Net kwam Rebecca binnen.

Nathan, magere jood, bleek, met dikroode lippen en koperen stoppels van baard tot diep in den nek, pufte benauwd, wrijvend het roet met eeltigen vinger: "Kijk 'r nou zitte", praatte hij schor stem die versleten door 't dagelijksch schreeuwen : "zie je nou nie dat die lamp walmp?" "Hij-'s benauwd ellef-en-dertig!" ,spotte Soor eerst, maar dan met kreeglig gebaar: "zitte je ooge in je gat?

Verder schemer-gegruwel wou hij vertellen, maar ze werden gestoord door Dovid en Soor, die van het station werom keerden en mooi uit d'r humeur waren, dadde ze voor niks hadde gewacht. Soortje kort-aadmig wilde Eleazar geen hand geven. Waarom-die geen teèlegram had gezonde om te waarschauwe?

Schei uit met je mesjoegaas!", riep Soor bij de bedstee. "Lik-me-de-maarsch," gijnig, maar zachtjes, zei Joozep. "'t Pissertje!" , las scherp-zangrig Raatje. "'t Pissertje?" , herhaalde blijig de moeder van Joozep en allen lachten, omdat ze èindlijk een nummer had op haar kaart. Ze schoven dichter bijeen. Jacob lodderig kijkend, wroette 'n duim in z'n neus, likte het vuil met smakkende lippen.

Soor, bij de opene bedstee, stopte een manskous, goedig van lach als Joozep gijnig 'n grap zei bij 't kienspel en Nathan driftig dan uitviel omdat-ie verloor. Ingedut, snurkte de ouwe grootmoeder, 't hoofd moe meehijgend 't platte-borsten beweeg, de handen kurkig geklit in den schoot, zilver 't haar dat pluisde in de holte van den verschoven bandeau.

Soor kwam er bij, schreeuwde ook: "....Kien? Kien? Alweer kien? Wad-'n bemazzel!".... "....Kèn nie!", schreeuwde Heintje, wantrouwig, bijna kijvend: "Kèn nie we zijne p

Soor hoofdschudde het éerst, zei rekkend: "ogge nebbiesch... ogge nebbiesch..." en 't rap-praten der andren heen-ruwde de stilte, terwijl ze weder bewogen en de mat-glans der koffiekommen in de handen opblankte.

Sussend lei Eleazar z'n hand op 'r mond, zoende 'r met ijskoude, bevende lippen. Hij zag zoo bleek als de man, dien ze Golconda binnen hadden gedragen. Tante Soor had visite. Joozep, de jongen van Raschel, was blijven plakken met Heintje z'n moeder. De lamp, zacht schommlend, bescheen de gelaten, soms met een glimming, soms met een dansende schaduw.

Daags brandde de lamp, nachts brandde de lamp. Zo woonden er Soortje en Nathan met de oude grootmoeder en 'n nest kindren. Drie waren 'r dood, tien nog in leven. Grootmoeder sliep in één bedstee met Raatje en Stella, Soor met Nathan èn Maupie èn Roos.