Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 juli 2025
De wanden en de beschotten zijn van hout en dus dringt de warmte overal door, terwijl men de stemmen van het eene eind tot het andere kan hooren. De ratten wandelen er rond en schijnen verlekkerd op het leder van mijn laarzen en het linnen onzer kleeding. Den geheelen dag is het hôtel doodstil en als ingedut. Alleen tegen vijf uur komt er eenige beweging.
De kales rolde met snelheid voort en liet daarbij een piepend geluid van slecht gesmeerde raderen en strak gespannen veeren hooren. De koetsier mende zijne paarden goed. Er was geene aanmerking te maken. Het was een goedhartige, bejaarde kerel, die op den bok half ingedut was, zonder evenwel te verzuimen de paarden te laten voelen, dat hij de teugels steeds in handen had.
Haast was ze ingedut. Ze schrikte op door Riek, die snurkte. Het was niet om uit te houen van de warmte. Zachtjes schoof ze het raam op heel klein kiertje, ademde de scherpe avondlucht, keek met droge oogen naar de omtrekken der bladerlooze boomen, naar de donkere wolken, die voorbij de maan dreven. De maan was geheel bedekt, begon zich los te werken uit de sponzen van zwart.
Na een half uur 't kan ook langer geweest zijn; Peter was ingedut kwam de sjofele man terug met een handwagen en een kruier. Samen leien ze 't goed in den wagen. Het ging er gemakkelijk op. Toen gingen de man en het meisje naar boven. Ze kwamen terug met een wieg, een wieg met een warm-ingepakte zuigeling. Tusschen de matten stoelen en de tafel kwam de wieg op den wagen te staan.
Als ze zoo dacht, had ze heelemaal geen verdriet. 't Hoorde bij den dag, bij 't dagelijksch doen, bij het stoffen en vegen, wasschen en dineeren. Nog wat later was ze ingedut, nog wat later snurkte ze. Dan wekten Frits of Lien d'r voor de thee en nam ze 'n handwerkje op.
Al etend verhaalt hij, hoe hij den zieken heer naar ’t Amstel-Hôtel moest rijden en een gulden fooi heeft gekregen, en lachend vertelt hij van het aangeschoten jongmensch. „Zie je, Mijn, hij had een flink stuk in zijn kraag, want toen ik bij Kras voor de deur stilhield, was hij ingedut. Ik maakte hem wakker en zei: „We bennen er, meneer!” Maar ’k moest hem schudden, zoo lekker was hij ingedommeld. Hij keek me aan met een paar lodderige oogen en zei: „Goeie morgen! Ik heb ’n verduivelden dorst!
Soor, bij de opene bedstee, stopte een manskous, goedig van lach als Joozep gijnig 'n grap zei bij 't kienspel en Nathan driftig dan uitviel omdat-ie verloor. Ingedut, snurkte de ouwe grootmoeder, 't hoofd moe meehijgend 't platte-borsten beweeg, de handen kurkig geklit in den schoot, zilver 't haar dat pluisde in de holte van den verschoven bandeau.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek