Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 5 juli 2025


Daarop weerklonk een klaaglijk weenen... Hij bleef liggen, geknield, vouwde zijne handen op de borst en zweeg. " 'Heer, Uw wil geschiede', riep hij plotseling met volle overtuiging, viel met zijn hoofd op den grond en weende als een kind.

Sedert de schipbreuk van de Pelgrim den hond op deze kust had geworpen, was hij in zijn wijze van doen geheel veranderd. Hij scheen onrustig en bijna onophoudelijk liet hij een dof gebrom hooren, eer klaaglijk dan woedend. Hoewel niemand het zich kon verklaren, werd het door allen opgemerkt.

Mijn klaaglijk Lied, van tranen zwaar, nu ga, En zoek opnieuw die maagdekens en vrouwen, Wier liefelijk vertrouwen Uw zusters menigmaal hebben verblijd. Nu ga! maar gij, die Droefnis' dochter zijt, Blijf gij bij hen, ontroostbaar, voortaan rouwen.

Ja, zeker, gij hebt gelijk, kameraad Anselmus, en wie het niet gelooven wil, beschouw ik als mijn vijand!” Tegelijk sloeg griffier Heerbrand met de vuist op tafel, dat de glazen rinkelden. „Griffier! is u dolriep de vertoornde conrector. „O, ongeluksstudent, ongeluksstudent, wat hebt gij nu weer uitgericht!” „Kom,” zeide de student, „U is toch ook maar een vogel een steenuil , die de pruiken krult, mijnheer de conrector!” „Wat? ik een vogel een steenuil een kapper!” riep de conrector in volsten toornMijnheer, u is razend, razend!” „Maar de oude zal hem overlast bezorgen,” riep griffier Heerbrand. „Ja, de oude is machtig,” viel de student Anselmus bij, „ofschoon zij maar van geringe afkomst is, want haar vader was slechts een voddige ganzevleugel en haar moeder een verachtelijke beetwortel, doch haar grootste macht dankt zij aan allerlei vijandige schepselen giftig uitvaagsel waardoor zij omgeven is.” „Dat is gruwelijke lasterpraat,” riep Veronica met boosglanzende oogen, „de oude Lize is een verstandige vrouw en de zwarte kater géén vijandig schepsel, doch een beschaafde jonge man met hoofsche manieren en haar germain-neef.” „Kan die Salamanders eten, zonder zich den baard te schroeien en jammerlijk om te komen?” zeide griffier Heerbrand. „Neen, neen,” riep de student Anselmus, „nooit ofte nimmer zal hij dat kunnen; en de groene slang heeft mij lief, want ik ben een kinderlijk gemoed en heb Serpentina’s oogen aanschouwd.” „De kater zal die uitkrabben,” riep Veronica. „De Salamander, de Salamander, kan ze allen bedwingen, allen,” brulde conrector Paulmann in een paroxysme van woedemaar ben ik dan in een gekkenhuis? ben ik zelf gek? wat kraam ik dan toch voor ongerijmde praat uit? zeker, ik ben ook gek ook gek!” Tegelijk sprong conrector Paulmann op, rukte zich de pruik van het hoofd en slingerde die tegen de zoldering, zoodat de platgeslagen lokken een klaaglijk geluid gaven en in ganschelijke vernieling het poeder wijd in de rondte deden stuiven.

O, ziet mij nog éénmaal aan, goddelijke blauwe oogen, maar éénmaal nog, anders moet ik vergaan van smart en heet verlangen.” En daarbij zuchtte en steunde hij klaaglijk en diep, en schudde van ongeduld en verlangen den vlierboom, die echter als antwoord dof en onverstaanbaar zijn bladeren deed ruischen en zoo de smart van den student Anselmus gewoonweg scheen te bespotten.

Een langgerekt, klaaglijk gehuil volgde onmiddellijk op de losbranding en Dingo verdween tusschen de dubbele rij struiken die de beek omzoomden. Negoro daalde dadelijk langs den steilen oever naar beneden. De biezen waren met bloeddruppels overdekt, en een lange roode streep was op de keisteenen van de beek zichtbaar. "Eindelijk heb ik met dat vervloekte beest eens afgerekend!" riep Negoro.

Juliaan liep op deze wijze een eindelooze vlakte door, kwam toen over lage zandheuvels en ten laatste stond hij op een hoogte, die uitzag over een wijde landstreek. Platte zerksteenen lagen hierboven verstrooid tusschen bouwvallige gewelven; men struikelde er over doodsbeenderen; vermolmde graf-kruisen hingen klaaglijk omgevallen.

In een bedstee met wijdstaande deuren zaten drie kindren, wakker geschrikt. 't Jongste, meisje, vaalbleek, huilde alsof het pijn had, klaaglijk, week smartstemmetje en de vuistjes bewreven driftig de holten der oogen, soppend het vocht tot diep over de wangen. "Hou je smòel!" , zei woedend de vrouw.

Op dit oogenblik sprong Dingo, die op het dek heen en weder liep, naar voren en deed, met den kop naar de kust gewend, een klaaglijk geblaf hooren. Men zou gezegd hebben dat de hond dit strand herkende en dat zijn instinct hem een smartelijke herinnering in het geheugen terugbracht.

Jacoba weet niet meer waar ze zich bevindt; het donkere portaal is haar als een graf; maar altijd hoort ze toch die kreten; ja, ondanks haar verdooving nu zelfs sterker dan te voren. O, wat klaaglijk gesteun. Wat vreeselijke smart in dien toon. Ha, nu weet ze weer waar ze zich bevindt. Ginder ligt de jonkman wiens dierbaar beeld haar geheele ziel vervult.

Woord Van De Dag

estes

Anderen Op Zoek