United States or Oman ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ze blikte zijwaarts. Ze voelde dat hij haar herkend had en rap op haar afkwam. Goedele! Het was haar een onzeglijk geneuchte en over gansch haar lijf kwam zijn stemme streelen met de zoete galming van haren naam. Ze wendde zich omme naar hem, verlegen, blozend, en ze schoof hare hand uit haar pelsen mofje, hem reikende in ganschelijke overwinning hare witte vingeren.

Ze schudde haar hoofd en mompelde lijdelijk: In mij is 't gebeurd.... Ze had het ganschelijke gevoel daarvan, maar verder kon ze in haar eigen niet ingaan. Ze beleefde de vreemde veranderingen die haar ziele ommegewenteld hadden en de oorzaken lagen te diepe. Daar was iets gebeurd. Over al het onduidelijke wezen van haar machtige wee, reikte die zekerheid.

Hij deed ze zingen over de luisterende oogen van dat roezemoezend gepeupel en ze brachten, tegelijk met vuur en zoetigheid, de mare van de ganschelijke vrijheid, die in aantocht was. Hij sprak lang en scheen niet moe te kunnen worden. Wild gejuich en dof gestamp van voeten begroetten iederen raken zet van de redevoering.

En toch, al wilde ze haastig zijn en zich haar ongeduur tot rap doordrillen opdringen, ze zweeg. De schaduw, die van de daken viel, was dichter hier en nauwer lagen de drempels tegenovereen. Daar was ievers nog een kroegje ruchtig, maar wijder uit donkerde alles weg in ganschelijke eenzaamheid. Het begon te sneeuwen.... Ameye rok zijn regenscherm open en schoof dichte aan naast Goedele.

Ja, zeker, gij hebt gelijk, kameraad Anselmus, en wie het niet gelooven wil, beschouw ik als mijn vijand!” Tegelijk sloeg griffier Heerbrand met de vuist op tafel, dat de glazen rinkelden. „Griffier! is u dolriep de vertoornde conrector. „O, ongeluksstudent, ongeluksstudent, wat hebt gij nu weer uitgericht!” „Kom,” zeide de student, „U is toch ook maar een vogel een steenuil , die de pruiken krult, mijnheer de conrector!” „Wat? ik een vogel een steenuil een kapper!” riep de conrector in volsten toornMijnheer, u is razend, razend!” „Maar de oude zal hem overlast bezorgen,” riep griffier Heerbrand. „Ja, de oude is machtig,” viel de student Anselmus bij, „ofschoon zij maar van geringe afkomst is, want haar vader was slechts een voddige ganzevleugel en haar moeder een verachtelijke beetwortel, doch haar grootste macht dankt zij aan allerlei vijandige schepselen giftig uitvaagsel waardoor zij omgeven is.” „Dat is gruwelijke lasterpraat,” riep Veronica met boosglanzende oogen, „de oude Lize is een verstandige vrouw en de zwarte kater géén vijandig schepsel, doch een beschaafde jonge man met hoofsche manieren en haar germain-neef.” „Kan die Salamanders eten, zonder zich den baard te schroeien en jammerlijk om te komen?” zeide griffier Heerbrand. „Neen, neen,” riep de student Anselmus, „nooit ofte nimmer zal hij dat kunnen; en de groene slang heeft mij lief, want ik ben een kinderlijk gemoed en heb Serpentina’s oogen aanschouwd.” „De kater zal die uitkrabben,” riep Veronica. „De Salamander, de Salamander, kan ze allen bedwingen, allen,” brulde conrector Paulmann in een paroxysme van woedemaar ben ik dan in een gekkenhuis? ben ik zelf gek? wat kraam ik dan toch voor ongerijmde praat uit? zeker, ik ben ook gek ook gek!” Tegelijk sprong conrector Paulmann op, rukte zich de pruik van het hoofd en slingerde die tegen de zoldering, zoodat de platgeslagen lokken een klaaglijk geluid gaven en in ganschelijke vernieling het poeder wijd in de rondte deden stuiven.