Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 30 april 2025
"Dan behoef ik ook niet meer te vertellen wie zij is," zei Cécile spottend. "Ik heet Elsje," zei haar nichtje snel, "Elsje van den Berg en ik woon buiten bij mijn grootmoeder. Ik ben hier bij tante gelogeerd." Keetje had haar een der jurken aangetrokken, die van de naaister thuis gekomen was.
Speel nog eens voor me; toe, laat ik nog eens wat hooren, maar niet dat treurige, dat van laatst, hoor!" "Mijn God! Keetje, wat zeg je?" "Stil! je moet Betty niet wakker maken! Ze slaapt nog, ze heeft gisteren te veel gewerkt. Wat een leven is er buiten. God! wat een geweld." "'t Dondert nog: het ontweert, en...." "Waarom sta jij hier? Waar is Carlo?" "Hier ben ik, vrouw!"
De oude dame was bijna voortdurend bij haar, Keetje verzorgde haar liefderijker en trouwer dan ooit, men trachtte haar van smakelijk toebereide schoteltjes te doen proeven maar zij at nauwelijks, schreide weinig na die eerste uitbarstingen lag maar stil, steeds met het hoofd naar den muur toegekeerd, zonder iets te zeggen of eenig teeken te geven dat zij bemerkte wat om haar heen gebeurde.
"Kom," zei ze, "ik zal wel maken dat u gauw rustig en wel te bed ligt, jongejuffrouw. En wie weet, hoe lekker u dan slaapt." "Ik hoop het," zei Elsje zacht. "Maar wil je me Elsje noemen, als 't je blieft, dat zou ik veel prettiger vinden." "Ik geloof niet dat mevrouw dat zou willen hebben," lachte Keetje vroolijk. "Ziezoo, daar is de blauwe rok al uit. Straks zal ik alles wel netjes opvouwen.
De directeur Hermans, die eerst zijn best had gedaan om den jeugdigen violist tegen te werken, liet hem nu stil begaan, want een kostelooze versterking van zijn orkest was een vooruitzicht, dat hem aanlokte; ook de familie Carlo begon er schik in te krijgen, dat haar Dorus zoo knap werd, en juffrouw Keetje, die reeds langer dan zeven maanden sukkelde en voortdurend aan hoofdpijn leed, vroeg dikwijls: "Toe, Dorus, speel eens wat voor mij; dat fleurt me op."
En hield je veel van je moeder?" "Ik herinner mij van mijne moeder alleen nog maar, dat ze me 's avonds op haar schoot nam en me zoende, vóór ik ging slapen. 'k Weet niet anders meer van haar, dan dat ze lief en goed voor me was en me nooit "krates" of "bochel" noemde. Maar juffrouw Keetje is net even goed; ze is altijd vriendelijk en ze is de eenigste, die van me houdt.
Keetje gehoorzaamde en terwijl ze nieuwsgierig keek naar de "jongejuffrouw," die er zooals zij later in de keuken vertelde, "niets jongedamesachtig uitzag met hare dikke, roode wangen," vroeg ze: "Wilt u het gas niet aan hebben, mevrouw?" "Jawel, dat is goed en vraag dan aan juffrouw Cécile of ze ook even hier komen wil." "Ja mevrouw."
Maar het mooiste is Keetje. Wij gaan naar Keetje. Gij zult zien hoe hartelijk zij ons ontvangt." "Ik hoop," zei de ander twijfelachtig, "dat zij de moeite van dezen afmattenden weg waard mag zijn; want ik heb niet veel op met uwe herbergdeernen. Ze zijn nog al aardig in liedjes en reisverhalen. Maar ik voor mij heb ze nooit anders bevonden dan grof, preutsch en knorrig.
Een lichte huivering van half prettige, half "griezelige" agitatie voer haar door de leden, toen Keetje de jurk voorzichtig van het bed nam en haar over de schouders liet glijden. Het ruime lijfje, smaakvol met een weinig ragfijne kant gegarneerd, zat keurig, en aardig staken de lage, goudleeren dansschoentjes en de zijden kousen onder den ruimen rok uit.
't Angstzweet parelt hem op het voorhoofd; hij weet niet wat aan te vangen, neemt werktuigelijk een bak met water, die bij 't bed staat en doopt er een doek in, dien hij op 't brandende voorhoofd van Keetje legt. "Dat's koud, hu! dat's koud." "'t Zal je goed doen." "Daar komt hij!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek