United States or Serbia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een van hun, PHILANDER genaamd, stelde my voor, om hen in de bosschen te vergezellen, alwaar wy eenige pingos, of eenige powesas zouden kunnen ontmoeten; maar wy hadden nog geen twee mylen afgelegd, of wy wierden door eenen geweldigen slagregen overvallen, die ons noodzaakte om dit ontwerp te laten varen, en op den hoek lands, Jacob genaamd, de wyk te nemen.

Evert hield hare hand stijf vast en zag ernstig op naar de deftig gekleede dame, die zoo boos keek. "Wat is dat voor een kind?" vroeg zij scherp. "Ik heet Evert, Jacob, Ferdinand Mors," zei het kereltje trotsch, "en Elsje zegt...." "Nog eens, wie is dat kind?" viel mevrouw d'Ablong in, terwijl zij zich met Elsje en Evert van het vischtooneel verwijderde.

Doch op het einde van dat jaar verscheen in het licht eene Memorie van den Hoogleeraar Jacob de Gelder, overgegeven aan het Hoogheemraadschap van Rijnland, behelzende deszelfs consideratie over het ontwerp van den Heer Baron van Lijnden tot Hemmen, strekkende ter droogmaking van het Haarlemmer Meer .

De beenhouwers lachten hartelijk om de schertsende woorden van hun Deken, zij bezagen met inzicht een stokoude gezel, wiens grijze baard zijner jaren getuigde. Een van hen riep hem toe: "Gij, Jacob, zult ze niet goed meer bijten kunnen!" "Indien mijn tanden niet zo goed als de uwe zijn," morde de oude Maceclier, "heb ik toch een bijl die het bijten lang gewoon is.

In een register van de abdij van Egmond vinden wij de namen vermeld van Jacob, Katerine, Pieter, Clare enz. naast Garbrant, Dideric en andere. Wij vinden dus specifiek-Christelijke namen, doch niet in den Latijnschen vorm, maar in dien, welken zij in de Germaansche wereld hadden aangenomen.

Dit is het Museum Boymans. Al heeft Rotterdam geen groote musea of verzamelingen, toch mag men enkele kleinere bij een wandeling door de stad niet vergeten. Het Boymans-Museum is bijeengebracht door Mr. Frans Jacob Otto Boymans, die zijn verzameling aan de stad legateerde, welke er in 1847 eigenares van werd.

Tot dusver is JACOB de vrager geweest; nu, halverwege zijn pad gekomen, keert de dichter de rollen om. MARTIJN vat een motief uit het begin der tweespraak weer op: van waar komt de scheiding tusschen adel en lijfeigenen, edel en onedel? En wat den adel betreft wat gaat het mij aan, wie iemands vader en moeder zijn geweest!

Marten viel al dadelijk door de mand en nu werd ik geroepen. "Zeg eens, knaap, aan wien hebt gij verteld, dat we op de vloot van Jacob Van Heemskerk wachten en dat het dan rechtstreeks naar Spanje gaat?" "Ik heb het aan niemand verteld, kapitein!" "Lieg niet, jongen, ik vraag u, de waarheid. Hebt ge 't aan Zwijn overgebriefd? Zeg maar "ja", want uw gelaat wijst het uit, dat het zoo is!"

By de oneenigheden tusschen Bisschop Willem van Mechelen, die het algemeen leenrecht zeer goed kende, het byzondere onderzocht, en zijn vasallen zoowel op den fulpen als op den ijzeren handschoe zag, koos Sweder de partij van Hubrecht van Vianen, Jan van Linschoten, Jacob van Lichtenberch, en andere samenspannende Edelen, en was onder hen, die zich gerechtigd meenden den strengen Leenheer een halfjaar lang in zijne eigene stad gevangen te houden.

"Geheel zeker. Ach Jacob, waarom maakt gij mij dus altijd nutteloos vervaard?" "Uw zwijgen maakt mij vervaard." "Waarom zou ik spreken, Jakob? Gij zegt niets dan dwaasheden, die mij doen verschieten of mij vervelen. En wat kan spreken ons helpen? Bidden, bidden alleen is het redmiddel, indien er nog een redmiddel bestaat." "Ja, en kruisen maken.