Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 1 juni 2025
Waar hij elders eene omschrijving der minne wil geven, bedient hij zich van een paar verzen uit MAERLANT'S Eerste Martijn .
Tot dusver is JACOB de vrager geweest; nu, halverwege zijn pad gekomen, keert de dichter de rollen om. MARTIJN vat een motief uit het begin der tweespraak weer op: van waar komt de scheiding tusschen adel en lijfeigenen, edel en onedel? En wat den adel betreft wat gaat het mij aan, wie iemands vader en moeder zijn geweest!
Maar de liefde is blind, naar men zegt herneemt JACOB. Laat ons onderscheid maken, antwoordt MARTIJN; er zijn drie soorten van minne: de eerste, de hoogste, is de "caritate" die God zelven hier op aarde bracht; de tweede, onbetrouwbaar van aard, strekt zich uit naar geld en goed; de derde is de "cracht die twee herten tsamen bint". Met een uitval tegen de hoofsche minnepoëzie geeft JACOB zijne instemming te kennen.
Hoe anders dan vroeger: toen stelde vrouwe EERE hem, in wien trouw en deugd was, tot heer boven den "dorper" nu spannen de heeren samen, vrouwe EERE is verjaagd! Overal hebben de slechten de macht in handen. Dat komt van de kwade raadgevers. Is er nog een God die regeert? Blijkbaar laat Hij alles over aan het blinde toeval. MARTIJN schrikt bij dat woord. De duivel gaf het u in, zegt hij. Terug!
Evenals MARTIJN en JACOB in die tweespraken meer dan eens een vroeger motief hervatten, om het op nieuw te bewerken, zoo keert ook MAERLANT terug tot vroeger bewerkte stoffen.
Een was er, en zijn naam zij tot waarschuwing van anderen hier neergeschreven zekere L. van der Weijden, die alles wat Martijn Sperling had gedaan bij de redding der drie laatste vrouwen, op zijn eigen rekening schreef. Ik zie het manneke nog staan bluffen op het perron met een ganschen kring van bewonderaars om zich heen. Dit had hij gedacht en d
Er was echter in dat werkelijk leven, behalve het wangedrag der geestelijken, nog zooveel dat hem vervulde: maatschappelijke misstanden die hem in twijfel en onrust hielden, onrecht dat hem ergerde, gewichtige vraagstukken die hem niet los lieten. In een paar tweespraken, de eerste en d'ander Martijn, heeft hij getracht samen te vatten wat in hem omging.
Vgl. ook XI, 149: "blasen ende pipen" in verband met het woord "noten" in vs. 151. Eerste Martijn, vs. 371-388. A.w. 1e Deel, bl. 430, vs. 22. Tijdschr. voor N. Taal-en Letterk., II, 230, vs. 493-4. Vgl. b.v. Moriaen 4641-2: "Menestrele ende yraude mede || Ward daer gegeven grote rijchede"; Lorr.
Het vroegere Zwin, waar oudtijds zulk een aanzienlijke handel gedreven werd, waarvan Maerlant getuigt in de Wapene Martijn: "Al waert al dijn, dat comt in 't Zwin, Gout, Zilver, Loot, Staal, IJzer, Tin;"
Ik ben de meening toegedaan, dat men de gans kan beschouwen als een Saksisch stamdier, waarop m.i. ook het liedje uit Westerwolde wijst: Er kwam een gans uit Sassen, Uit Sassen kwam die gans, Hij was zoo wel gewassen, Gewassen was die gans. Voor een groot deel van ekonomischen aard is ook de Sint-Maartensdronk. In de volksrijmpjes heet het: Sint Martijn, Sint Martijn, T' avond most en morgen wijn.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek