United States or New Caledonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Eensklaps werd hun aandacht door een vreemd gerucht gaande gemaakt; zij hoorden op enige treden achter de tent een gekijf, alsof twee mannen aan het vechten waren; allen stonden op om te gaan zien wat dit zijn mocht, maar eer zij de tent konden verlaten, kwam er een Maceclier, die op schildwacht gestaan had, met een andere persoon, welke hij met geweld voorttrok, bij hen: "Meester," sprak hij, terwijl hij de vreemdeling in de tent stiet, "deze Spreker heb ik achter het leger gevonden; hij ging aan al de hutten luisteren en sloop als een vos met zachte treden door de duisternis: lang heb ik hem gevolgd en bespied.

Drinkt morgen; want, op mijn ziel, de eerste van Ulieden, die zich dronken maakt, zal ik in Kortrijk doen kerkeren, hij zal de strijd niet bijwonen." Die bedreiging trof de Macecliers verwonderlijk; de woorden vergingen in hun mond, en geen van hen roerde nog een lid van zijn lichaam: de oude Maceclier alleen dorst nog spreken. "Bij de baard van onze Deken!" riep hij.

Breydel vatte de oude Maceclier bij de schouders, en rukte hem Brakels weg, roepende: "Besmeur u niet met het bloed van de verrader. Hij is te verachtelijk, anders zou hij reeds door mijn handen gestorven zijn." "Neen, bij God!" riep de Maceclier, zijn bijl opheffende. "Ik wil mij aan dit spel vermaken. Men wint een plaats in de hemel, wanneer men een landverrader doodslaat.

Aan de deur gekomen zijnde draaide hij zich om en schreeuwde hevig tegen de Leliaards: "Gij zult het bezuren, gij snoodaards! Een Maceclier van Brugge binden! O laster! Wee u, vervloekte dwingelanden.... Luistert! De trom der beenhouwers slaat uw lijktocht...."

De beenhouwers lachten hartelijk om de schertsende woorden van hun Deken, zij bezagen met inzicht een stokoude gezel, wiens grijze baard zijner jaren getuigde. Een van hen riep hem toe: "Gij, Jacob, zult ze niet goed meer bijten kunnen!" "Indien mijn tanden niet zo goed als de uwe zijn," morde de oude Maceclier, "heb ik toch een bijl die het bijten lang gewoon is.

De oude Maceclier, die men om zijn slechte tanden bespot had, sprong op Brakels en hem met de handen bij de keel gevat hebbende, drukte hij hem zo vast tegen de stijl, waarop Breydel hem geworpen had, dat de ogen van de lijdende in zijn hoofd draaiden, want onder de nijpingen van de Maceclier kon de verrader niet meer ademen; hij ware weldra verworgd geweest indien de beweging, die hij om los te raken deed, van tijd tot tijd hem niet toegelaten had zijn benauwde borst te ontlasten.