United States or Venezuela ? Vote for the TOP Country of the Week !


Trom volgde haar. "Ach, Jan," zeide ze snikkend, "wat heeft hij toch een braaf hart!" "Ja Griet, 't is een bijzonder kind, dat is-ie, en dat heb ik altoos wel gezegd, dat heb ik." Dienzelfden middag nog trok Dik zijne beste kleeren aan, om zich naar de stad te begeven. "Ach Dik, m'n kind," zuchtte zijne moeder, "moet het nu al zoo gauw gebeuren? 't Scheiden valt me zoo zwaar."

Moeder Trom stond op, sloeg haar armen om Dik's hals, gaf hem een kus op elke wang, en zei: "Mijn zegen er op, Dik!" Trom trok zoo hard aan zijn bakkebaardjes, dat hij er de vlassige haartjes van in de hand hield, en zei: "Ja, ja, zoo is het goed, en dat is het. Griet, onze Dik is toch een bizonder kind, en dat is-ie!" Tweede Hoofdstuk. De belangrijkste dag uit het leven van Dik Trom.

Over een paar jaar is-ie controleur of azzistent, over twintig komt-ie met 'n rijkeluispensioen terug. Wou je liever je heele leven borduren? Kijk maar is naar de kringen onder je oogen!" "Ik had d'r heelemaal geen idee in dat-ie me vragen zou" ... "Hij zal toch wel wat tegen je gezeid hebben, toen-ie nog hier was?" "Nee... Hij keek me nooit an... Hij sprak altijd met Riek."

"Griet," zei Jan Trom, "zie je, ik wil maar zeggen en dat wil ik, dat we nog wel twee kwartjes ook kunnen missen, dat doen we." "Ja Jan, dat is goed. Hier Dik, niet verliezen, hoor." "Neen, Moeder." Dik ging met zijn vrachtje weer op weg naar de heks, en toen hij goed en wel buiten was, zeide Jan Trom: "Griet, die Dik is toch een bijzonder kind, dat is-ie." Dik liep zoo hard hij kon.

dan kapt hij tusschen: "veel gelegen zijn" en: "De jongeling las" dezen versregel weg: Die bode ghinc daer de jonghelinc was en ook vóór: "las" de woorden: "Hi nam." En dat alles had hij volstrekt nièt mogen doen. Hij heeft waarschijnlijk gedacht: die oude dichter had te veel den tijd, wat is-ie breedsprakig. Mis, waarde Heer.

En menigmaal, als hij zag, hoe graag de menschen door Dik geholpen werden, mompelde hij zacht voor zich heen: "Die Dik, o, dat is toch een bizonder kind, en dat is-ie!" Trom werd er niet sterker op, en meer en meer begon de winkel hem te zwaar te worden, vooral overdag, als Dik de klanten afreed, en Moeder het huiswerk verrichtte.

"Hei-je 'm dat gezeid?" "Nee hij doet 't toch niet hij doet 't niet en 't is haast niet uit te houen 's nachts. Vannacht na 't eten van gister heit-ie de kindere wakker geschreeuwd telkes weer wakker 'k hei de hééle nacht opgezete. Gister was-ie zoo goed vandaag is-ie erger as-ie ooit is geweest"... "Hei-je op gezete?" "Ja?" knikte ze: "as 'k van de bedstee weg ging, gilde-die. Hij was bang"...

Trom keek de juffrouw verlegen en verbaasd aan, en toen zij aanstalten maakte, om haar weg te vervolgen, zeide hij: "Ja juffrouw, 't is een bijzonder kind, ziet u, dat is-ie." Om half vier, 's middags, toen de school uitging, liep Dik, die zijn vrijen tijd genoeglijk bij den molenaar had doorgebracht, de schoolkinderen tegemoet, met het vaste plan, Bruin Boon een goed pak slaag te geven.

"Vrouw, waar is m'n hoed, waar is-ie?" vroeg Trom. "Je hebt hem zelf ergens neergelegd, Jan." "Ja, op dezen stoel, en nu zie ik hem niet meer, Griet, dat doe ik." "O, o, kijk zoo 'n ondeugd nu toch eens! Kijk eens Jan, hij zit er zoo waar boven op!" Oogenblikkelijk bevrijdde Moeder den hoed uit zijn gedrukten toestand, maar helaas, hij was in elkaar gevouwen als eene harmonica.

Grootvader Trom had nog geen woord gesproken, maar eindelijk ging hij naar zijn vrouw, en driftig aan zijn bakkebaardjes plukkende, zei hij op gewichtigen toon: "Griet, 't is een bizonder kind, ik zeg een bizonder kind, en dat is-ie!" "Ik geloof het ook," zei Dik lachend. "Zoo dun, en dan dat geschreeuw. 't Is wél bizonder!"