Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 2 juni 2025
Maar mijn kristelijke liefde is erdoor niet in zulke mate gestompt, dat ik aan de schaduw van mijn overleden dochter niet de lauwte van mijn vaderschap kan bieden .... Wat gij wilt dat ik doe, en gij hebt het mij meermaals duidelijk gezeid, is niets meer, mijne goede Doening, dan een lijk verwarmen in koude asch.
Dien avond taakte hij, alreeds bij zijn lachenden groet, Sörge's scherpen blik in zijn geweten. Sörge had gezeid dat hij er "zoo somber" uitzag, en Ernest wist genoeg dat hij er in 't geheel niet somber uitzag. Maar hij hadde het moeten zijn.
Moar...." dacht hij verder: "moar, as 'k 'en eerlikke kerel wil blieven, dan mo'k...." Doch de geldduuvel, woarvan domenei zoo dukkels had gesproken, begost 'm nou weer zoo roar te bloazen en te hitsen; en hij had nog niks gezeid, toen vrouw Janssen 't woord opvatte en sprak: "Mie, nou bi'j d'r dan op éns uut.
Dit bemerkende, hield Joan stil en riep den snoeper toe: "zoo Koen! als moeder op het mat komt, zal je er slecht afkomen." "Dat heb ik ook al gezeid," zeide Koenraads broeder Hendrik, die in een hoek des tuins zat te lezen, "maar hij wil het maar niet laten." "Wel dan moet jij het hem beletten," hernam Joan. "Jawél! om slaag te krijgen! hij is grooter en sterker dan ik."
"Dat die drommelsche verklikker ook tegenwoordig moest zijn," dacht ik, bij dit gedeelte van Heldings verhaal. Deze vervolgde: "Dat was aan geen doove gezeid. Ik gaf mijn geld aan Heynsz om te bergen en liep naar den Heer Van Baalen. Maar jawel! Ik had pas een paar woorden gezegd, of ik merkte, dat het alweer mis was.
Hij joeg die nare herinnering van het verleden uit zijn gedachte, en even kwam een glimlach op zijn lippen. Rozeke hield van hem, hij voelde 't, hij wist het, al had ze 't hem nog niet gezeid. Hij zag dat telkens in haar oogen, hij hoorde 't in haar woorden, al deed ze soms ook nog wat stug en vreemd met hem; en hij had pret in zichzelf omdat hij het zoo handig met boer Kneuvels had weten te schikken, dat niet de boer noch zijn paardenknecht, maar wel hij de Van Dalens dien ochtend zou gaan wekken. Hij eerst, vóór alle anderen, zou Rozeke zien en met haar spreken. Hij zou met haar, en met haar broeders en haar zuster, in de vertrouwelijke duisternis van den nacht, den tamelijk langen weg afleggen van hun huisje naar de hoeve, en daarna van de hoeve naar den vlasgaard. Ook Smul zou haar zien, en met haar spreken, zeker, dat kon ook niet anders, doch eerst later, als hij al ruim tijd en gelegenheid zou gehad hebben, om haar te zeggen en te vragen, d
Een klein, wit-en-zwart-gevlekt hondje liep snuffelend met hen mee. "Woarom 'n hé-je mij da toch nie ier gezeid?" verweet Rozeke het Geluw Meuleken met doffe stem. Maar zonder op 't antwoord te wachten liep zij gejaagd naar de binnendeur en klopte zenuwachtig aan. "Is er iets?" hoorde zij de fluisterstem van jonkvrouw Anna achter de gesloten deur.
den grond van alles; meer gezeid, maar nog niet al: Gods eerstigheid. VOETNOOT: 1 Gevlekt. Waar zit die heldere zanger, dien ik hooren kan en zelden zien, in 't loof geborgen, dees blijden Meidagmorgen? Hij klinkt alom de vogels dood, bij zijnder kelen wondergroot' en felle slagen, in bosschen en in hagen. Waar zit hij?
God vordere u, mijn brave man, en, zoo 't gebed u helpen kan van een, die geerne uw' weêrga ziet, de spa en delve uw graf nog niet! Maar mocht gij eens, uw werk voldaan, den blijden oest zien binnengaan, en zuchten: Die den arrebeid mij zoet maakt, U zij dank gezeid! 2 Spatten. 3 Oogst.
Alêvel hier, hei'j vroeger gezeid, was 't meeste te kieken: en zie nou mot gelluu mien dan de weg moar is wiezen."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek