United States or Belarus ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ruim twee jaren vóor den dood van mevrouw Chanteraine had zich een jonge Hongaar, zoon van een der rijkste aristokraten van Praag, op de Louizalaan gevestigd. Hij bewoonde er een groot huis, dat hij dadelijk met eene wonderlijke weelde liet opschikken, en hij sleet er een tamelijk los leven. Hij heette Rupert Sörge.

Francine had met Simon Peter een damesspel opgezet en mijnheer du Bessy was met Ernest naar den schouwburg. Pastoor, zei Vere, hebt ge, meer dan eens en elders ook dan hier, mijnheer Sörge gezien? Ik heb hem een paar malen elders ontmoet, mevrouw. Hier komt hij dikwijls. Ja, hij is een goede vriend van Ernest. Ernest houdt heel veel van hem. Vindt ge dat jammer?

Weet gij, vroeg hij schuchter, weet gij precies wat met Francine omgaat? Ik weet het door wat men, op haar voorbeeld, van mij maken wil. Sinds Sörge weer in Brussel is, zijn mijne betrekkingen met Ernest pijnlijker geworden. Ik bood tegenstand, en onderwijl bedwelmde ik mij met de hoop dat ik mij omtrent Ernest's inzichten bedrogen had.

Ja wel .... ja .... wel .... Sörge sprak ineens langzaam. Hij had het theekopje op het ronde schenkblad neergezet en lag nu lang-uit over de leuning van zijn stoel. De hooge randen van zijn boordje hinderden hem onder zijn kin en hij overvingerde nu de tipjes, ze even van mekaar wegdrukkend, lichtelijk. Hij kruiste toen zijne handen saam om zijn opgeheven knie en glimlachte vreemd.

Niet aan uw geest, want dan haddet gij mij geraden .... Niet aan uw hart ook .... helaas? Wat was dat eene eigenaardige vergissing, juffrouw! We speelden toen .... Het was een spel, mijnheer Sörge. En nu? Het werd haar alsof de lucht aan het beven ging, en ze voelde zich klein, klein ineendringen, tot ze een nietig dingsken was, vol schuchtere gehoorzaamheid.

Ze voelde in eene huivering, terwijl ze 't zei, de grootschheid van de koude stilte ginder boven, de ontzaglijke duizeling van die besneeuwde eeuwigheid. En de adem van hare wilde begeerte klopte daarin, gelijk sporen op het harde ijs. Sörge had in zijne volle hand plots het aapje vastgeklemd, en de hevigheid van dien schielijken, woesten toets schokte door gansch zijn lichaam.

Hij had zich ellendig aan die deerne vergrepen en hij kon niet wijs worden uit den aard van de liefde, die een man als Sörge, dan toch feitelijk, voor een zoo armoedig schepsel had kunnen voeden. Hij schaamde zich over eene dwaling, welke haast een geheel jaar van zijn leven in beslag genomen had; maar, beweerde hij in zijn eigen, daaraan had Rupert de grootste schuld.

Mijnheer du Bessy moest hartelijk meelachen. Hij vond de gelegenheid goed om Sörge's verhaal eenige mythologische vergelijkingen aan te passen. Hij deed het met de zwierigheid en de nauwgezette welsprekendheid waaraan hij nooit tekort schoot, en Sörge was hem dankbaar, omdat hij de werkelijke onbeschaafdheid van 't gebeurde met zijn dichterlijke fantazie wilde verfraaien.

Niet zoo gauw merkte ze Sörge, of ze liep hem blij te gemoet. Ben ik te laat, Rup? Hij schudde vriendelijk zijn hoofd, bood haar zijn arm. Ze stapten zwierig, lichtelijk nevenseen, de trappen af. Ofschoon Takker reeds de voorpoort geopend had en men daar de paarden hoorde kloeven, leidde Sörge zijne vrouw in het klein salon en, verrukt achteruitwijkend: Wat zijt ge schoon! sprak hij.

Alles wat gebeurde, was hem zoo ongewoon, zoo averechts, dat hij geen orde meer voelde in zijn eigen handelingen. Hij deed net als een dronken man: hij probeerde te vergeefs. Rupert Sörge lag achterover in een soort van korte sofa. Zijne beenen, uitgestrekt, waren overeengelegd en het licht van den ronden kandelaber tikte op de toppen van zijne verlakte schoenen.