Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 10 juni 2025
Dewijl het reeds half duister was, hadden zij eenige moeite om in hunne opzoeking te gelukken. Eensklaps zeide de vrouw: "Dáár is het, Godelieve. Die schoone ronde deur, dat balkon. Welk prachtig huis! Wat moeten de Damhouts gelukkig zijn! Zij verdienen het ook wel, niet waar? Ach, mochten zij onze bede verhooren! Er is reeds licht in de benedenkamer. Godelieve, schep moed, mijn kind.
Bovendien begon Jean Valjean schemerend te gevoelen, dat men hem allengs trachtte te verwijderen. Den volgenden dag, toen hij de benedenkamer binnentrad, ontroerde hij. De armstoelen waren verdwenen. Er was zelfs geen stoel meer. "O!" riep Cosette binnentredend, "geen armstoelen! Waar zijn toch de stoelen?" "Zij zijn er niet meer," antwoordde Jean Valjean. "Dat is raar!"
Drie kleine tafels stonden op het karmozijne tapijt en groote krysanten pronkten er tenden den glimmenden hals van hooge porseleinen vazen. Een lakei in groene livrei liep in drukte rond, schikte de satijnen zetels en de sofa's waar rustten, als vlekken zon, ronde hard-gele kussens. Het was erg warm. Men hoorde, in de benedenkamer, het geraas van het drinkende volk. Een klein uur vervloog....
Op eenen zomermorgen van het jaar 1855 bevond er zich eene zeer oude vrouw in de benedenkamer van het hoveniershuis. Zij had de koffie opgeschonken in eenen zilveren pot, en zette nu op een verlakt schenkbord eene drinkkom van verguld porselein. De kostbaarheid dezer voorwerpen kwam in het geheel niet overeen met het overige huisraad der kamer.
Ik weet niet, of ge mij begrijpt, mijnheer Pontmercy, maar nu heen te gaan, haar niet meer te zien, haar niet meer te spreken, niets meer te hebben, dit zou moeielijk zijn. Zoo gij er niets tegen hebt, zal ik Cosette nu en dan bezoeken. Ik zal niet dikwijls komen. Ik zal niet lang blijven. Gij kondt zeggen, dat men mij in de kleine benedenkamer late.
De verraders zegepraalden; Mahu won de gunst van den graaf, maar die gunst was tijdelijk, terwijl, zes eeuwen na zijnen dood, Jan Yoens immer voort leeft in de harten van het dankbare nageslacht. Philips Van Artevelde. Het was in het jaar 1382. In de benedenkamer zijner woning, eenzaam, bij het vallen van den avond, zat een rijzig man in diepe gedachten verzonken.
"Welnu, kanunnik, brengt gij mij eenige tijding?" vroeg hij met verdoofde stem, om niet door de over en weder gaande Kerels te worden gehoord. Ludgard knikte bevestigend. "Gij weet waar zij zijn?" "Ja; men heeft hen opgesloten; en men houdt hen gevangen in eene benedenkamer van sher Disdirs Steen, in de Moerstraat." "Hemel! zij zijn dus waarlijk in de macht van Disdir Vos!" kreet Robrecht.
Jean Valjean had geen ander deel aan het gevecht genomen dan er zich aan bloot te stellen. Buiten hem, zou niemand op dit uiterste oogenblik der zieltoging aan de gekwetsten hebben gedacht. 't Was door hem, die als een voorzienigheid overal in het bloedbad tegenwoordig was, dat zij, die vielen, opgenomen, naar de benedenkamer gedragen en verbonden werden.
Men zocht hem onder de gekwetsten; hij was er niet; men zocht hem onder de dooden; hij was er niet. Hij was stellig gevangengenomen. Combeferre zeide tot Enjolras: "Zij hebben onzen vriend; wij hebben hun spion. Hecht ge aan den dood van den verklikker?" "Ja," antwoordde Enjolras, "maar minder dan aan het leven van Jean Prouvaire." Dit gebeurde in de benedenkamer bij den paal van Javert.
Andere kamertjes voor één persoon waren er op het oogenblik niet over, had de directrice haar meegedeeld. Zij ging op haar rug liggen met hare handen gevouwen achter het hoofd en dacht na. Van uit haar bed kon zij juist over het binnenplaatsje heen een blik slaan in de benedenkamer van een huis aan den overkant. Zij zag een oudachtig heer in een leuningstoel bij het raam zitten.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek